VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN. 337 22 een niet onaanzienlijk bedrag voor het stichten van een hofje in zijn vaderstad Zijne erfgenamen verhuurden in 1628 de huizinge met de inkomsten van den tol aan Capiteyn Jan Claess Bijll. In 1637 werd zij voor 525,— ’sjaars verpacht aan Jacob Pietters van Spyck, terwijl als eigenaar voorkomt de vleeschhouwer Lodewijk van Boshuyzen, 2) tevens vendrig bij de Haagsche Schutterij. Zijne weduwe, Aeltge Pietersdr. verkocht het inmiddels „Burchvliet” gedoopte huis in 1637 aan Ida van Baerle, weduwe van den hofmeester van den prins van Oranje, Arendt van Dorp voor 11340, die er 30 jaar op woonde. Na haar overlijden werd het huis aan Johan van Steenwijck, gehuwd met Sara Rottermont van de hand gezet, waarna in 1709 de helft van Burchvliet aan Adriaen Bout in den Haag overging. In 1711 en 1714 werden hem de resteerende Vj parten opgedragen. Het bleef in deze familie tot 1779, toen de erfgenamen van Jhr. Pieter van Bout, ordinaris Gedeputeerde van Zeeland, het huis, erf en boomgaard, met den eigendom van den to], voor ƒ30700.— aan Mr. Davidt Foodt, advocaat voor den Hove van Justitie overdroegen. Vier jaar later werd op 30 April diens inboedel geveild en werd Burchvliet 1) Zijn zoon Abraham, eveneens bierbrouwer te Delft, die op 15 Februari 1621 was overleden, legde zich mede op het his- torieschilderen toe. Erfgenamen van Aper Franz waren Mr. Jacob van der Houve en notaris Herman van der Ceel. -) Het huis was hem op 3 Juni voor/roooo opgedragen door Johan van Warmenhuijsen, notaris, Johan Smout, oud schepen van den Haag, Huijbrecht van Zuijdervliet, gesubstitueerd secretaris aldaar en Jan Gerrits van den Brouck, als door den Haagschen Magistraat gecommitteerd tot regeling van den boedel en goederen van wijlen Willem van Zuijderhout en Maeijcken Robbrechts Doublet. In 1643 kocht hij van de erf genamen Anneken Jans Kerckelincx, Wed. Jhr. Turcxsis van Suirenburch een perceel weiland aan voor/335o.—hetwelk bij Burchvliet werd gevoegd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 362