344
VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN.
zich met hunne kostbaarheden in veiligheid te brengen.
Den 2e" October 1574 verging het den Spanjaarden
anders. Bij het opbreken van het beleg voor Leiden
trok Hopman Alonzo Lopez Gallio met zeven vendels
voetvolk in allerijl door Stompwijk naar Leidschendam
en Voorburg, ten einde zich in ’s-Gravenhage voor het
wassende water te bergen. Op den voet gevolgd door
de Zeeuwen die hen dapper bestookten, geleek hun
aftocht door Voorburg meer op een ordelooze vlucht.
Zij verloren hierbij over de 200 man.
In 1658 woonde aan de Geestbrug zekeren Salomon Vrank
Verschouw, een bekend steenkooper en kalkbrander. Reeds
in de 13e eeuw voorzagen de dorpen Rijswijk en Voorburg,
met hunne steenplaatsen, in de behoeften aan steen,
o.m. voor den verbouw van de hofkapel in den Haag.
Oudtijds was het huis „te Binckhorst" voorzien van
schietgaten en hoektorens, die den ingang verdedigden
en van geheel andere gedaante, dan het tegenwoordige
gebouw te zien geeft. De toren was hooger en bestemd
om de bewegingen van vijandelijke legerbenden in het
oog te houden. De ophaalbruggen, die over de „chyngelen”
en grachten lagen, zijn evenals deze, verdwenen. Alleen
de oorspronkelijke kelders zijn nog gedeeltelijk aanwezig,
terwijl in een der zijmuren het wapen van het geslacht
Poes prijkt. Herhaalde malen is de weerbaarheid van dit
gebouw bij binnenlandsche beroeringen op de proef gesteld,
vooral in de 14e eeuw ten tijde van Jacob en Herbaert van
den Binckhorst. Waarschijnlijk is het na de verwoesting
door de kabeljauwsche partij in den tegenwoordigen vorm
opgebouwd, ofschoon in den loop der tijden aanmerkelijk
veranderd. Ook de vierkante klokketoren moet uit dien
tijd dagteekenen. Van een der leden van dit geslacht,
Evert van den Binckhorst, wordt in 1070 gewag gemaakt.
Volgens het „Memorieboek” waren renten van de kerk