26 DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENHAGE IN DE lje EEUW. Brandt. IV. 1033. Rogge: Bibl. van Rem. geschriften, blz. 109. -) Brandt. IV. 1077. bekend hoe de Remonstranten door de pen van Van den Borre zich verdedigden tegen den smaad, alsof zij de aanleggers waren van het complot. Het werd noodig geacht zulk een vertoog aan den Prins in handen te geven. Den 27 Maart 1623 kwamen twee vrouwen in den Haag, door de Amsterdamsche Remonstranten belast met de taak het vertoog den Prins te overhandigen. Zij konden echter niet meer doen dan het een page over te geven, die het aan den Prins gaf. De Prins liet de vrouwen ontbieden bij zijn secretaris Junius, en deze deelde haar mede dat de Prins, die op den inhoud te gelegener tijd zoude letten, wel geloofde dat er onder de Remonstranten goede patriotten en liefhebbers des vaderlands waren. Dit vertoog, waarvan nog een exemplaar aan den raadpensionaris Duick en aan den voorzitter der Staten Generaal werd bezorgd, verscheen later in druk Paschier de Fijne predikte te ’s Hage 4 Mei 1623, één dag voor de onthoofding van Slatius, wel een bewijs dat de Remonstranten den moed niet opgaven 2). Een tweede vertoog van 15 Sept. 1623 werd door Simon Goulart de jonge, de 16 of 17-jarige zoon van den afgezetten Waalschen predikant van Amsterdam, aan den Prins overgegeven toen deze zich te Arnhem bevond. De knaap werd dadelijk gebracht voor het hof te ’s Hage, en toen een der Raadsheeren hem toevoegde dat hij te jong was om zoo koppig te wezen en geen zijner lastgevers te willen noemen, antwoordde hijdat hij niet te jong was om zijne consciëntie te kwijten. Daarop werd hij vrijgelaten. Een derde vertoog van 1 Dec. 1623 met drie en dertig namen onderteekend

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 36