30 DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENHAGE IN DE 17= EEUW.
Collectie van Manen op het Rijks-Archief te’s-Gravenhage.
Aanwinst 1900 XXVI. no. 5. De Aanteekening is' als een „pro
memorie” geschreven op de achterzijde van een brief van
Barlaeüs aan zijne zuster dato 6 October 1637.
vostius zoude medegaan, blies men de twee kaarsen uit
en in de duisternis kon de predikant ontkomen, en ook
de Geweldige was blij, dat hij met zijne twee makkers
er zonder kleerscheuren afkwam.
Het andere bericht is van 10 jaren later, i) Daar heet
het geschied op 2 April 1625. Volgens dit verhaal had
het veel moeite in de kaarsen uit de kandelaars te
krijgen. Men drong den Geweldige de trap af en de
voordeur uit. Praevostius kwam in het achterhuis, waar
men hem met een ladder over een hoogen muur hielp.
Bij het afspringen bezeerde hij zich eenigszins en kwam
terecht vlak bij een put, die in de duisternis niet te zien
was. Nu moest hij door eene versperring breken, die
men gesteld had om katten te vangen, en zoo geraakte
hij in een achterhuis, waar twee vrouwen, eene oude en
eene jonge voor het tuinraam zaten. Toen hij haar goeden
avond wenschte, werden zij bleek van schrik. Hij ver
klaarde niemand kwaad gedaan te hebben, maar dat men
hem kwaad wilde, en verzocht of zij hem niet voort
wilden helpen, dan zouden zij morgen wel hooren, wat
er geschied was. Nu vond men goed hem met een schuitje
naar den Vijverberg te brengen. Eene dezer vrouwen
was de zuster van den fiscaal Sylla, den bitteren vijand
der Remonstranten. Zij zouden hem zeker niet geholpen
hebben, als zij geweten hadden wie hij was.
In 1628 kon op Hemelvaartsdag al eene vergadering
van 7 a 800 personen bijeenkomen, en uit dezen werden
er 70 of 80 opgeteekend, onder welke ook eene dochter
van Hoogerbeets. Toen de Prins de lijst zag, stond hij