3
DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENHAGE IN DE I 7' EEUW. 33
1) Rogge: Brieven III. 3. blz. 10.
huis na Maurits dood bewoonde, wilde dit op dagvaar
ding van den notaris niet verlaten, eerst 12 April 1630
ruimde hij het op bevel van Gecommitteerde Raden, na
den 28 Februari nog eens in eene preek te hebben uit
gevaren tegen die slapende overheden.
Op den 23, 25 en 30 December 1629 en den 1 Ja
nuari 1630 trad Wtenbogaert als prediker op voor de
huisgenooten van zijn onbekenden gastheer, die 30 per
sonen omvatten. Toen noemde hij zich „een ouden en
versleten visscher, die in een hoekje bezig was, zoo,
dat de Nicodemussen des avonds uit hun schuilplaats te
voorschijn kwamen.
Eerst in 1630 kon hij zijn huis betrekken, waar het
er zoo verwaarloosd uitzag, dat het wel scheen „of
Mansvelders en Croaten er hadden huisgehouden”. De
Prins verklaarde, dat Wtenbogaert zich vrij in den Haag
mocht bewegen, als hij maar niet predikte. Den 16 Sep
tember 1632 verscheen hij voor het eerst in de verga
dering der Remonstranten in de Laan.
In 1631 hadden de Remonstranten zich daar van een
huis voorzien, misschien wel dat van den tuinman Cor
nell's Maartensz. Voor den aankoop gaf de fiscaal Gras-
winckel, die niet tot de gemeente behoorde, ƒ150. Voor
2800 werd daar achter de reeds bestaande huizen
terrein gekocht en de kerk verrees in kleinen vorm.
Dat Rosaeus over die stichting zou klagen was te ver
wachten, maar erger was, dat ter dagvaart van de Staten
in Juli nog eene meerderheid van 12 steden onmiddellijke
afbraak eischte, maar de raadpensionaris Pauw sloot de
dagvaart, eer een besluit genomen was. De koning van
Bohemen kwam het kerkje bezien, sprak zijn goedkeuring
uit en informeerde zeer naar Wtenbogaert. Zouden nu