VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN.
419
„Vreugd en Rust.”
van
huis, een
1823. Johannes Tromp, koopman te Amsterdam, een
heerenhuis, tuinmanshuis, stal en koetshuis, en nog een koepel.
Een hofstede, in ’t Oosteinde.
1658. Johan ten Ham.
1681. Johan van Alphens hofstede, nog bij coop
J. de Vlijm, een huis.
1685. Pieter van Groenevelt bij koop van Johan van
Alphens Weduwe voor ’t afgebroken huis en hofstede.
1710. De heer van Groenevelts weduwe een
huis nieuw getimmert.
1734. Een huis, teelland 1 morgen 1 hout.
1735. Een buitenhuis en twee huizen, teelland 1 morgen,
5 hont.
17 April 1738. Mr. Adolph Cau, Secretaris van den
Hove van Holland aan Mr. Jan van Schuylenburgh, een huis,
stallinge, coetshuys en thuynmanshuys, nieuw getimmerd,
staende op desselfs buytenplaats.
28 Oct. 1771. De erfgen. van wijlen Mr. Jan van Schuylen
burgh, gehuwd met Helena Framjoise Thierry aan Mr. Arnoldus
Adrianus van Tets, Raad en Regeerend Schepen te Dorth.
2 Maart 1784. Mr. Arnoldus Adrianus van Tets, Vrijheer
van de beide Goudrianen en Langerak, Oud Raad en Regeerend
Schepen van Dorth aan Adriaan Caan, Heer van Urcem, 4
huizen afgebroken, een buitenhuis, in 1751 nieuw getimmert,
een speelhuis, een tuinmanshuis en een bouwhuis, teelland
28 m. 4 h. 50 roe.
1828. Omschreven alsheerenhuis, stal en koetshuis,
houtschuur, koepel aan de vaart en tuinmanshuis, koepel op
de overplaats, eigenaar P. J. Groen van Prinsterer.
„de Vriesen” of Vrijese, in 1637 „Burchvliet”.
Een huijs en erft' aan het einde van den Haagvliet of Schuijtkade.
1435. Op Gheryt die Wolfe woninghe tyen scellinck.