38 DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENHAGE IN DE I7e EEUW.
Johannes
1) Universiteits-bibliotheek te Amsterdam op 1617 n°. 1300.
Lit K. n°. 24,4°. Dit exemplaar werd, blijkens inscriptie, door
Matthisius aan Ed. Poppius ten geschenke gezonden
2) Rott. Hs. n°. 313.
3) Historisch Verhaal van hetgeen zich toegedragen heeft te
Dordrecht in 1618 en 1619 enz. A° 1623 folio, (gewoonlijk
geplaatst achter Wtenbogaert’s Oorspronk ende Voortganck
der Nederlandsche kerkelijke verschillen) bldz. 9294.
Claer Bericht, J') waarin zij de oude waarheid, door hen
beleden, lieten afdrukken tegenover „de nieuwe valscheyt”
der Calvinisten. Dit stuk was ook onderteekend door
Thomas Goswinius, Everardus Voskuilius en
Schotlerus.
In de Dordtsche Synode trad Matthisius ook op met
zijn persoonlijk gevoelen. Aan Bogerman richtte hij een
latijnschen brief 2) en over den Catechismus deelde hij
afzonderlijk zijn eigen gevoelen mede. 3) Dit stuk getuigt
van zijn scherpen blik en ernstige vroomheid. Een en
ander moet hieruit worden medegedeeld. Hij mist in den
Catechismus eene aanwijzing van de waarde der Schrift
en van de eigenschappen Gods.
Hij heeft er tegen, dat van den mensch in het alge
meen gezegd wordtgeneigd tot alle kwaad. Dus ook
tot die zonden die elkander uitsluiten, b.v. gierigheid en
verkwisting? En heet de mensch geschapen tot Gods
zalige gemeenschap, dan rijmt dit niet met de leer der
verderfenis van velen. De menschelijke ellende wordt
niet in het rechte licht gesteld.
Verder is de leer, dat allen tot zonde geschapen zijn
niet in overeenstemming met de bewering, dat God den
mensch geschapen heeft met het vermogen den goddelijken
wil te doen. Is er eene bijbelplaats, die zegt, dat Christus
door zijne geboorte de zonden bedekt, en niet veel meer
door zijn geheele leven? En wat beteekent die bedekking