Rogge: Brieven III, 4. bldz. 257.
2) RoggeBrieven III, 4. bldz. 262.
3) Portret naar eene gravure berustende in het Gemeente-
Museum te ’s-Gravenhage.
kon het geen kracht van wet verkrijgen. Maar met dat
al gevoelde Wtenbogaert zich altijd nog een vervolgde.
Als Episcopius hem 1 Januari 1639 schrijft, moet hij
dien brief adresseeren aan Leonard Claessen, pasteibakker
in de Veenestraat, om die te bestellen aan den Heer
J. van Augustijnsz (andere schuilnaam van Wtenbogaert,
zijn vader heette Augustijn Peterzoon) te ’s-Gravenhage,
en zijne overige brieven teekende hij meestal met de
letters J. v. M. De uitgave zijner preeken door Rycke-
waert oordeelde hij een middel om den tegenstand tegen
hem te verlevendigen. 2)
De gemeente bloeide. Zij had eene begrooting van
4 a 5000, en stortte 2000 in de kas der Broederschap.
Lodewijk van Nassau, zoon van Prins Maurits, liet in de
gemeente zijn kind doopen door Geisteranus, die welhaast
naast zich zag, ook door den invloed van Wtenbogaert:
c. Jacobus Johannes Batelier. 3)
Hij werd ook wel Wattelier genoemd. Geboren in 1593
was hij van Franschen oorsprong. Hij was student aan
het Waalsch college te Leiden, en predikte als zoodanig
voor de Remonstrantsch gezinde Amsterdamsche Walen
buiten de St. Anthonispoort in de hoofdstad in Januari
1617. Als predikant van Kralingen nam hij vrijwillig
zijn ontslag, dat hem gegeven werd door den Heer van
Kralingen, de dorpsoverheid, en de classis van Rotterdam.
Toen nu de Z. Hollandsche Synode hem in Augustus 1619
afzette, geschiedde dit onder het valsche voorwendsel, dat
hij, onzuiver in de leer, schuld bekend had door zijne
DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENI-IAGE IN DE 17® EEUW. 45