48 DE REMONSTRANTEN TE 's-GRAVENHAGE IN DE 17° EEUW. tegen Rome heeft hij, omdat men er allerlei onware geruchten van verspreidde, in druk gegeven 2). Meer bekend is zijn strijd met Voetius. Hij stelde zich tegenover den Hoogleeraar toen deze 3 Sept. 1634 zijn leerstoel had ingenomen 2). In 1637 beantwoordde hij Voetius’ geschriftRemonstrant-Libertinus 8). Hij zette den strijd voort toen Voetius zijn Thersites Heautontimorou- menos had uitgegeven 4), en in 1638 gaf hij nog eens eene uitvoerige verdediging van zijn Examen Accuratum, waarin hij na vroeger den persoon van zijn tegenstander te hebben aangevallen nu meer uitvoerig diens bewijs voering gaat toetsen. Dit lijvig geschrift waar al de stellingen van Voet en ook het verhaal van diens twist gesprek met Naeranus voorkomt, kan als hoofdbron van de kennis van dien merkwaardigen kamp strekken. Wij verwijzen hier naar wat Dr. A. C. Duker in het tweede deel van zijn Voetius daarover schrijven zal. Afgezien van de persoonlijke hatelijkheden die de strijders elkander toe- i) Waerachtigh Verhael van een Disputatie enz. 96. blz. in Batelerii opuscula. Theol. System. III. B. n°. 87. Bibliotheek der Rem. Gem. te Rotterdam. -) Examen Accuratum Disputationis primae et quasi inau- guralis D. Gisberti Voetii A. D. 1634. 68. bladz in Batelerii opuscula, als boven. 3) Gisberti Voetii Academia Anti-Remonstrantico-Libertinica etc. Gedrukt te Utrecht. 1637. 32 blz. in Batelerii opuscula, als boven. 4) Confutatie insulti et maledici libri quem edidit ad versus Remonstrantes Gisb. Voetius titulo Thersitis Heautonti- morumeni. 48 blz. Anno 1637. In Batelerii opuscula als boven. 5) Gymnasium Ultrajectum seu Disputationis Theologicae Examen Accuratum et ejusdem a capite ad Calcem usque Defen- sio: opus. in quo refelluntur omnes-rationes. in illo opere. cui titulum est Thersites Heautontimor. In Academia Ultra- jectina 1638. 21 blz. Praefatio en 479 blz. In de opuscula Bate lerii als boven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 62