DE REMONSTRANTEN TE 'S-GRAVENHAGE IN DE I.7' EEUW. 49
voegden, mag men van Batelier’s zijde waardeeren de
gevatheid om zijn tegenstander vaak op geestige wijze
aan de zwakke zijde aan te tasten. Hij mist bij hem de
juiste bepaling van wat Godsdienst eigenlijk is. Als Voetius
bewijzen wil, dat de leer der Remonstranten gevaarlijk
is voor de practijk der vroomheid, maakt hij er zich
met oppervlakkige beweringen af. Krachtig is hij in
de aanwijzing dat Voetius God maakt tot den bewerker
der zonde. Scherp toont hij aan, dat ook de Calvinisten
moeten erkennen, dat de H. Schrift zich wel eens on
juist uitdrukt, waar het geldt zaken, die, als natuur
beschrijvingen, niets met den godsdienst te maken
hebben, als b. v. de bewering: dat God de aarde op
de zee gegrond heeft, ja, voegt hij er ondeugend bij,
de Calvinisten zullen moeten zeggen, dat Jezus zelf zich
zeer onjuist uitgedrukt heeft, toen hij verklaarde niet
gekomen te zijn om rechtvaardigen te roepen. Er zijn
immers volgens Voetsius geen rechtvaardigen? Verder
neemt hij een loopje met zijn tegenstander, waar deze
allerlei zonderlinge vraagstukken in allen ernst wil be
sproken hebben alsin den hoeveelsten graad wij nu
van Adam afstammen en van welken aard het vuur was
dat Sodpm verteerde enz. Deze geschriften zijn door
Batelier nameloos gesteld in het latijn, en te Utrecht
gedrukt. Toen de overheid 12 Augustus 1653 alle tegen-
schriften, rakende de Hoogleeraren der Stichtsche Hooge-
school verbood, gaf Batelier, om bij de eenvoudige burgers
den goeden naam der Remonstranten te redden, die hij
door Voetsius’ catechisatie aangetast achtte, te Amsterdam
bij P. Walschaert in de Heerenstraat zijn geschrift uit.
Verantwoordinge tegen Gisberti Voetii Remonstrantsche
Catechisatie enz. tot Amsterdam. 1643. Bibl. Rotterdam als
boven. Uit. een brief aan' B. Praevostius van 1 October 1642.
(Rott. Hs. no. 695) blijkt dat hij 750 exemplaren liet drukken.
4