DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENHAGE IN DE 17' EEUW. 57
Nijendaal predikant te Zevenhoven, die
en tot zijn dood in
Gosuinus van
23 Januari 1678 zijn intrede deed,
1690 de gemeente bediende.
Toen Ds. van Ackerdijk in Maart 1684 te Rotterdam
was beroepen, veroorzaakte dit feit heel wat beroering
in de Broederschap. De Haagsche kerkeraad was er
niet over tevreden, dat hij dit beroep had aangenomen,
behoudens goedkeuring der Broederschap. Daar de predi
kanten uit de algemeene kas der Broederschap bezoldigd
werden, moest elk beroep door de contribueerende kerken
en ook wel eens door de Groote Vergadering der Broeder
schap worden goedgekeurd, en deze goedkeuring werd
in den regel verleend. De Haagsche kerkeraad oordeelde
nu, dat het nadeel was voor de belangen der Broederschap
als van Ackerdijk naar Rotterdam ging. Deze predikant
toch had veel familiariteit en gunst bij de regeerings-
personen in den Haag, en men meende, dat als er voor de
Broederschap zwarigheden zijn, die natuurlijk „hierheen toe
vloeien”, er één daar moest wonen, Ds. Ackersdijk, dan in
den Haag van veel nut kon wezen voor de Broederschap.
Zoo schreven zij aan de contribueerende kerken, en toen
deze de beslissing verdaagden tot de aanstaande Groote
Vergadering, ook aan deze. In die vergadering, 18 April
1684 te Rotterdam gehouden, wilde van Ackersdijk niet
als afgevaardigde van ’s Hage zitting hebben, maar hij
was te Rotterdam toch in de nabijheid, om van advies
te dienen. Na eene warme gedachtenwisseling, in welke
van Ackersdijk verklaarde zich aan de beslissing der
vergadering te onderweipen, en nadat de Rotterdamsche
afgevaardigden afzonderlijk met van Ackersdijk hadden
gesproken, werd het beroep goedgekeurd, en den Haag
legde zich er bij neder, nadat de afgevaardigden dier
gemeente hadden geweigerd, dat in deze zaak het lot
zou beslissen. Na zijn vertrek werd 7 Aug. 1684 beroepen