68
HET SINT ANTONIUS-GESTICHT TE ’s-GRAVENHAGE.
zeer streng gecontroleerd. Het middagmaal was tusschen
ii en 12 uur en daarna moest ieder subject weer naar
zijn kamertje, laat ons liever met het oog op onzen tijd
zeggen hok, gaan, zullende diegenen welke vermits
krankzinnigheid, ziekten of andere toevallen, daartoe
onbekwaam waren, in die gevallen en anders niet, het
eten gebracht worden. De vader of moeder moesten bij
de gebeden, vermaningen en catechisatiën tegenwoordig
zijn. Zij moesten zorgen dat mans- en vrouwspersonen gese
pareerd bleven en dat er geen onordentelijke verkeering
met elkander kon plaats vinden. Bij opname van krank
zinnigen en andere subjecten moesten zij door vader of
moeder van hare onreine kleederen en ongedierte ge
zuiverd worden, van schoon linnen en andere kleederen,
zoo dikwijls noodig ook van schoon stroo voorzien
worden, ten einde zooveel mogelijk van ongedierte
bevrijd te blijven. Buiten voorkennis van den Regent,
wiens maand het is, werd geen vreemd medicus bij een
gevangene geadmitteerd. Wij zien hieruit dat de krank
zinnige als een gevangene beschouwd werd. In de notulen
van 9 Februari 1787 staat verder aangeteekenddat de
binnenvader en moeder verplicht waren altoos bij de visites
van dokter en chirurgijn tegenwoordig te zijn en dat zij
dagelijks de subjecten moesten visiteeren De chirurgijn was
verplicht tegen vergoeding van 80 ’s jaars de personen,
die in het huis waren geconfineerd, om de acht dagen te
raseeren en te cureeren van zwerende vingers, gaten in
het hoofd, lijf en beenen, en zoo noodig ook te aderlaten
(de krankzinnigen werden in die tijden veel met ader
laten behandeld). De chirurgijn mocht extra declareeren
voor die subjecten, welke door haar vrienden en familiën
in ’t voorschreven huis gealimenteerd werden. Op
9 Dec. 1791 vermelden de resolution van Regenten het
volgende: De Binnenmoeder bracht eene klacht in tegen