69 HET SINT ANTONIUS-GESTICHT TE ’s-GRAVENHAGE. zekere Jacoba van Staapele, eene patiënte die daar ver pleegd werd en die eenige dagen te voren eene krankzinnige met een blik heeft willen slaan. De knecht heeft getracht Jacoba door zachte woorden tot bedaren te brengen, maar werd door haar uitgescholden. Hij rapporteerde, binnengeroepen zijnde, aan Heeren Regenten wat er gebeurd was, waarop Jacoba, ten voorbeelde der andere krankzinnige medegevangenen, door de Regenten op het verkeerde van haar gedrag gewezen werd, om zoo op haar berouw te werken. Zij werd voor haar gepleegde misdaad voor den tijd van acht dagen opgesloten in een der hokken op de benedengang. Wanneer wij nu nagaan dat er geschreven staat „ten voorbeelde der andere krankzinnige medegevangenen”, dan kunnen wij niet anders aannemen dan dat de schuldige eene krankzinnige was, en wij kunnen ons dan tevens eene voorstelling maken, hoe men in die tijden over zulke zieken dacht. In eene resolutie van 10 Februari 1792 lezen wij aan gaande de subjecten welke voor de tweede maal om den drank of ander slecht gedrag in dit huis geconfineerd werden, dat zij eenigen tijd zullen worden opgesloten in het zoogenaamde Smousenhok op de benedengang. Men kan hieruit afleiden dat het dolhuis tevens als gevangenis gebruikt is, en wat zulks nog meer bekrach tigt, is het volgende: Op 30 Mei 1797 verzoekt de Baljuw van den Haag Alsche om Reinier Rulofs, door schepenen van den Haag gecondemneerd om gedurende zijn leven geconfineerd te blijven, in dit huis te mogen plaatsen. Het werd geweigerd op grond dat buiten de gevaarlijkheid van gemelden Rulofs, het huis niet geschikt was voor diergelijke subjecten. Men ziet hieruit hoe groot de geringschatting toen nog was voor die ongelukkige zieken, dat de baljuw of rechter zoo iets durft aan te vragen. Genoemd gevaarlijk subject is toen getrans-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 85