71 HET SINT ANTONIUS-GESTICHT TE JS-GRAVENHAGE. geen ii/2 jaar iets ’s gestort, waardoor de schuld tot 7000 gulden was gestegen, terwijl alle leveranciers weigerden te leveren en de voorraad tarwe, rogge, boter en turf nagenoeg op was, niets mocht baten. De Raad van den Haag antwoordde op het verzoek van Regenten dat zij de billijkheid van ’t verzoek wel inzagen, maar op dit oogenblik niet konden voldoen. Zij maakten er zich verder van af door hen in de bescherming des Aller- hoogsten aan te bevelen. Hierop besloten de Regenten te onderzoeken welke subjecten van de buitenarmen kunnen ontslagen worden, evenzoo van de Diaconiën in den Haag, en die dan op te geven aan wethouders met verzoek om ontslag derzelven. We zien hieruit in hoe neteligen toestand het gesticht in die tijden was. Op 6 October 1797 werd voorgeslagen te bepalen dat van nu af voortaan 3 maanden kostgeld in avans betaald zal worden voor de subjecten, en dat zij, die er door vrienden zijn ingebracht en die binnen 3 maanden wederom ver trekken, geen restitutie zullen ontvangen. Met de Diaconiën bleef de toestand evenwel op den ouden voet. Laat ons vooreerst deze geldelijke zaken doen rusten. In de resoluties van 5 Juli 1798 staat aangeteekend dat de Regent Spijkerman aan de vergadering een tienregelig vers „produceert”, hetwelk naar zijn inzien met zeer veel gevoegelijkheid op het bord in de Regentenkamer kon worden gesteld, waarop voorheen de wapens der vorige Regenten en Regentessen geplaatst waren geweest. Uit vroegere notulen blijkt dat die wapens, die in die tijden zeer kostbaar uit hout gesneden en geschilderd waren, bij eene algemeene ontslagneming van Regenten aan een ieder in zijn huis teruggezonden waren. Het vers van Spijkerman werd met eenparige stemmen aangenomen en luidde als volgt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 87