72
gekocht en dat een
welke sedert den
Drie eeuwen ruim gelêen wierdt dit gebouw gesticht,
Aan Sanct Antoon gewijd, ter eeredienst geheiligd;
En voorts ééne Eeuw daarna door menschenliefde en plicht
Geschikt tot een verblijf, waar trouwe zorg beveiligt
Hen, die met booze ziekte of Dolheid zijn gekweld.
Voorheen pronkte ook alhier des hoogmoeds aad'lijk teeken,
Dan daar Gelijkheid heerscht, en vrijheid is hersteld,
Is dit de grootste lof, als eed’le daden spreeken;
Leest men den naam van hem, die trouw zijn plicht betracht,
Dan word hij nog geroemd bij ’t dankbaar nageslacht.
HET SINT ANTONIUS-GESTICHT TE ’s-GRAVENHAGE.
Voorts werd nog besloten dit „vaers” op het voor
noemde Bord te plaatsen en daarop te laten volgen de
namen der Regenten, Regentessen en Rentmeesters,
welke van den jare 1795 en vervolgens zijn aangesteld
met de jaren hunner aanstelling. Uit de resolutiën blijkt
verder dat de rentmeester en deszelfs huisvrouw aan
het Gesticht hebben aangeboden een geheel Priesterlijk
ornament van kleeding en wei bepaaldelijk van Paarsche
stof met witte en paerse bloemen en ruyten en met wit
zijde galon belegt, te wetenCasuyfel, Stool, Manipel,
Pallas, Beurs en Communie-kleed. In de resolutiën van
24 Augustus 1798 staat ten slotte nog aangeteekend dat
een van fijn linnen vervaardigd Albe of Overkleed met
een dito Amict of Schouderkleed, alsmede eenige witte
linnen doekjes tot bediening der offeranden zijn aan-
en ander bekostigd is uit de giften,
ioen Mei dezes jaars tot op heden
zijn ingekomen. Jammer dat ik tot op heden nog niet
te weten ben kunnen komen waar dat houten bord en
evenmin waar die kerksieraden gebleven zijn.
Dat men niet altijd rechtvaardig te werk ging met
het opnemen van Subjecten heb ik uit eenige feiten
kunnen opmaken. Het volgend voorval levert hiervan
het bewijs. Zekere Willem Oosthout, opgenomen 14 Juni
1797, verzoekt op 22 Juli Regenten te mogen spreken.