75
HET SINT ANTONIUS-GESTICHT TE ’s-GRAVENHAGE.
zonderen. Er werd besloten aan Burgemeester en Wet
houders dezer stad te antwoorden, dat Regenten kunnen
beschikken over een vierde hunner fondsen op het
Grootboek der 2t/o pCt. werk, schuld, groot 74,200 Gld.
ter reëele waarde van 10.000 Gulden. Na veel geschrijf
over en weer werd in Nov. 1848 door Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland aan Burgemeester en Wethouders
der Steden Rotterdam, ’s-Gravenhage en Delft te kennen
gegeven, dat zoo zij hun gesticht tot een blijvend genees
kundig Gesticht willen doen verklaren, zij zich dan tot
het Hooger Bestuur moeten wenden. Op 8 Febr. 1849
werd een dusdanig verzoek aan Zijne Majesteit den
Koning gericht. Daarbij werd de reeds aan Ged. Staten in
geleverd een weder terug ontvangen schets van verbouwing
met opgaaf der kosten gevoegd. De toestemming werd ver
leend. Na veel over en weer schrijven besloot de Raad
van ’s-Gravenhage een renteloos voorschot te geven van
ƒ48,000 tot verbouwing van dit gesticht en wel ƒ5000 in
1850 en de overigeƒ43000 te verdeelen over 1851 en 1852.
Tijdens den bouw protesteerden Regenten in een missive
aan Burgemeester en Wethouders tegen het plaatsen van
Vischbanken voor dit huis. De Geneesheer van dit Gesticht
had namelijk gezegd, dat het hem allernadeeligst voor
de gezondheid der in dit huis verpleegd wordende personen
was voorgekomen en bovendien in strijd met de voor-
genomene verbouwing van het gesticht. Het plaatsen der
banken werd daarop onmiddellijk gestaakt.
Jammer genoeg dat men zich later niet meer gestoord
heeft aan dien wijzen raad, want nu staan op dezelfde
plaats dagelijks een twaalftal kruiwagens met visch ter
verkoop die de lucht verontreinigen.
In 1849 had de jaarlijksche Inspectie plaats door Prof.
Schröder van der Kolk en Feith met dezelfde uitspraak
van tevredenheid over hunne bevinding.