8i
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
inzagen, dat de nabijheid van dat slot voor hen voor-
deelig was. En toen later verschillende Hooge Collegiën
zich eveneens in den Haag vestigden, kwamen daar
wederom personen wonen, die hunne belangen bij die
collegiën hadden te behartigen, en de toevloed van
zooveel aanzienlijke en vermogende personen, lokte
wederom handeldrijvenden en neringdoenden uit, om
zich eveneens in den Haag neder te zetten.
De oorspong en de uitbreiding van het vlek van den
Haag (want het Hof had er een bijzonder vermaak in
om steeds van het vlek van den Haag te spreken) ver
schilden dus geheel en al, van die van alle Hollandsche
steden en dorpen. Terwijl deze hun ontstaan te danken
hadden aan de gunstige ligging voor handel en bedrijf
en velen juist met het oog daarop zich aldaar hadden
gevestigd, was dit ten opzigte van den Haag geheel
andersden Haag was ontstaan als een gevolg van het
Grafelijk hol; de bewoners waren daar gekomen, niet
om de gunstige ligging der plaats, maar om de nabijheid
van het Hof en de hooge collegiesdie nabijheid was
de eenige reden, waarom personen van buitenaf zich
aldaar kwamen vestigendie personen behoorden dus
niet te staan onder de jurisdictie der Schepenen, maar
waren onderworpen aan de rechtsmacht van het Hof. En
datzelfde gold voor de krijgsliedendeze waren in den
Haag t tegenwoordig tot beveiliging van en eerbewijzing
aan den Souvereinzij konden dus onmogelijk behooren
tot de judicature der Schepenbank, maar moesten nood
zakelijk voor het Hof terecht staan. En om het betoog,
omtrent de reden, waarom vreemden zich in den Haag
vestigden, nader aan te dringen, beriep het Hof zich op
de volgende zinsnede van het Octrooi van Philips II
van 1562: „omdat die voorschreven plaetse van den
„Haege een notabele plaetse is, wesende onse residentie
6