DE HAAGSCHE JODEN, l8oo— I pOO.
106
1800 was niet alleen het jaar van den bekenden hevigen
Haagschen sneeuwstorm, maar ook van stormen in de
gemoederen van de Oranjelievende Hagenaars. Het was
juist in dat jaar dat Generaal Augereau tot opperbevel
hebber werd benoemd, en als zoodanig den 26 Januari,
des avonds alhier zijn intrek nam. Ook de voormalige
paleizen werden van hun vroegeren luister beroofd en
kregen eene andere bestemming.
Laten wij echter van deze algemeene inleidende be
schouwingen afstappen, om ons, overeenkomstig het hoofd
van dit opstel, te bepalen bij
De Haagsche Joden, 1800—1900.
Wij hebben ons opstel in twee afdeelingen gesplitst
en wel in eerste en tweede gedeelte van 1800—1900.
ons
wel in eerste
Voor eene verdeeling in rubrieken, bijv, kerken, scholen,
weldadige instellingen en, in ’t algemeen, armenzorg enz.
hoe passend ook waar het omvangrijke kerkelijke ge
meenschappen betreft, is ons terrein te beperkt.
Zooals bekend is, waren er reeds in de eerste of tweede
helft van de XVIIe eeuw Israëlieten in den Haag gevestigd.
Sommigen beweren dat dit reeds vroeger, en wel in 1590
het geval was. Volgens wijlen D. Veegens zou Alexander
Polak, in vereeniging met Mozes de Pinto en andere
aanzienlijke Portugeesche Israëlieten, waartoe laatstgemelde
behoorde i) in 1694 hebben weten te verkrijgen dat het
Gelijk men weet, zijn er onder de Hollandsche Joden
twee afdeelingen van verschillende ritus of liturgie, namelijk
de Portugeesche of Spaansche Israëlieten (Sefardiem) uit
Portugal en Spanje, en de Nederlandsche (Hoogduitsche) uit
Duitschland en Polen herkomstig. Alexander Polak behoorde
tot de laatstgemelde en Mozes de Pinto, gelijk hierboven op-
gemerkt, tot de eerste afdeeling.