DE HAAGSCHE JODEN, l8oO—I9OO.
Ill
geloofsgenooten geen vrede met het eigenlijk toch altijd
Fransch bestuur, want Koning Lodewijk moest zich in vele
opzichten naar den ijzeren onverbiddelijken wil zijns
Koninklijken broeders gedragen en met hulptroepen de
Fransche legers en de oorlogen die door hem werden
gevoerd, versterken. En toch was de Koning in de oogen
zijns broeders niet Franschgezind of despotisch
genoeg. Hij beschuldigde hem dat hij, om de Engelschen te
bevoordeelen, het uitgevaardigd gebod tegen het invoeren
van Engelsche waren niet, of niet genoeg handhaafde.
Koning Lodewijk zag zich ten slotte verplicht afstand
van den troon ten voordeele van zijn zoon te doen.
Deze afstand werd door Napoleon niet aangenomen. Hij
verklaarde de landen die het Koninkrijk Holland hadden
uitgemaakt, te zijn ingelijfd in het Fransch Keizerrijk.
Nog treuriger werd nu over het algemeen hier te lande
de toestand. Fransche ambtenaren en tolbedienden over
stroomden het land. Velen hunner deden vooral in den
Haag vaak spionnendienst. Die verraderlijke luistervinken
gingen des avonds aan de luiken luisteren of zij Oranje
gezinde uitingen konden opvangen, en was dit zoomen
kan er zeker van zijn dat dan eene aanklacht met haar
droeven nasleep volgde
De laatste sporen van handel waren vernietigd, de
betaling der Staatsschuld op een derde gebracht ge
tier ceerd), oorlogsbelasting in den vorm zelfs van het
meest kostbaar zilver, na eerst onder de voeten vertrapt
te zijn, voor den grooten veldslag opgezonden; de jonge
manschap ten oorlog gevoerd om voor een niet nationale,
ja gehate zaak als kanonnenvleesch te dienen in de veld
tochten des overweldigers. Knevelarijen van de ergste
soort deden de ellende ten top stijgen. De lijdenskelk
was vol, de bittere wateren in die kelk liepen zelfs over.
Alle schijn ook maar van onafhankelijkheid was geheel