DE HAAGSCHE JODEN, l8oO—I9OO.
II5
Tijdens schrijver dezes ambtenaar bij het Departement
van Financiën was heeft hij daar eigenhandige rapporten van
Koning Willem I gezien.
gemeente te ’s-Gravenhage, Isaac Saruco, door het volk
in de wandeling bijgenaamd „de Oranje Dominé.” Zijn
ruime voorkamer aan de Princessegracht over de Malie
baan was als ’t ware behangen met Oranjebulletins, bij
zonderheden vermeldende omtrent de zegenrijke over
winning van de vereenigde legers die tegen Napoleon
strijd voerden. Goedschiks of niet zag de „Oranje Dominé”
zich verplicht toe te laten dat de turfdragers, wier groote
Oranjelievendheid van geslacht tot geslacht traditioneel
is, hem in een kring namen en onder het zingen van
Oranjeliederen rondom hem dansten. Enkele „keezen”
die het vernamen, riepen uit„Wacht maar, 't kan keeren
en dan knoopen wij den Oranje Dominé in zijn eigen
kamer op
Onder de regeering van Willem I -- die zelf daad
werkelijk aan het Staatsbestuur deelnam en volgens eene
uitlating van dien Vorst, zijne Ministers meer als zijne
Secretarissen beschouwde werd het vroeger reeds aan
gevangen werk der zedelijke en godsdienstbeschaving
benevens de reorganisatie der armenzorg onder de Joden
met krachtige hand voortgezet.
Bij Koninklijke besluiten van 12 Juni 1814 No. 58 en
6 Juli 1817 No. 40 ondergingen nu, tengevolge der
veranderde orde van zaken, het Centraal bestuur van het
Israëlietisch Kerkgenootschap en zijne algemeene be
palingen eene belangrijke, doortastende wijziging. Tenge
volge dier gewijzigde verordeningen werd door den Koning
eene Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten in
Nederland ingesteld, wier leden éénmaal ’sjaars te
Amsterdam moesten bijeenkomen, terwijl gecommitteerde