i3°
i8oo1900, ofschoon allen voor of in het tweede tijdvak
geboren.
1) Merkwaardig is het dat juist onder een anderen Willem III,
en wel de Stadhouder, ook een hoogst gunstig tijdperk voor
Neêrland's Israël aanbrak.
DE HAAGSCHE JODEN, 18OO—I9OO,
Laten wij ons nu, wat betreft het kerkelijk leven onder
de Haagsche Israëlieten, het onderwijs van en armen
verzorging onder de Haagsche Israëlieten, ten slotte
bepalen bij een blik op het tweede tijdvak, de tweede
helft van 1800—1900.
Deed Koning Willem I bijzonder veel voor de organisatie
van het Joodsche Kerkgenootschap met Koning Willem
III vangt, zooals de Heer Tal in zijne Oranjebloesems”
opmerkt, een hoofdstuk aan, dat het tijdvak van het
politiek einddoel vormt. Het opschrift zou kunnen luiden
de tot volle waarheid geworden emancipatie der Joden
in Nederland. Eene nieuwe organisatie kwam nu tot
stand. Om door ons niet te beoordeelen redenen werden
nu twee kerkgenootschappen gevormd, en wel voor iedere
der beide afdeelingen een afzonderlijk.
Toen de wet van 1857 op het lager onderwijs tot
stand kwam besloot het Bestuur der Haagsche godsdienst
school (zoogenaamde armenschool) die inrichting alleen
voor godsdienstonderwijs en niet, zooals vroeger, ook
voor gewoon lager onderwijs (zoogenaamd maatschappelijk
onderwijs) te doen strekken, om zoodoende te bevorderen
dat zonen en dochteren van hetzelfde vaderland reeds
van jongs af op dezelfde schoolbanken naast elkander
broederlijk en zusterlijk zouden plaats nemen. Voormeld
Bestuur beschouwde de boven geloofsverdeeldheid ver
heven gemengde school als een krachtig middel niet
alleen daartoe, maar ook tot bevordering van beschaving