136 DE FRANSCHE TIJD. I) Pag. 212. IV. zeer incompleet laat ik het dadelijk erkennen. Slechts een gedeelte er van werd bij het vertrek der Franschen in 1813 gered en dit gedeelte nog heeft hier en daar belangrijke waterschade geleden. Als bron voor de geschiedenis dier dagen, gewoonlijk de Fransche tijd genoemd, heeft het echter een zeker niet onmiskenbaar belang. Hetgeen toch tot studie van den Franschen tijd in Holland zoude kunnen bijdragen, de bronnen waarover men zoude meenen te kunnen beschikken, kenmerken zich bijna alle door éen zelfde eigenaardigheid, en wel door hun partijdigheid. Aan den eenen kant jammerkreeten over het strenge absolutisme en de veeleischendheid van den vreemden meester, aan den anderen kant enthousiaste lofredenen op Napoléon le Grand, le Bien-aiméVan Lennep bij voorbeeld in zijn Geschiedenis van Noord-Nederland bespreekt „het hatelijke der conscriptie”, niets hatelijkers kennende in het oog der Nederlanders, die het krijg voeren overlieten aan hen, die door den Staat betaald werden. Krijgslieden werden over het algemeen met den nek aangezien, 1) voegt genoemde schrijver hier aan toe, en ik laat dit gaarne voor zijn rekening. In het Journal du Département des Souches de la Meuse daarentegen vindt men de volgende beschrijving van het vertrek der lotelingen in April 1813. Dit Journal du Département des Bouches de la Meuse of wel het Dagblad van het Departement der Monden van de Maas kwam destijds in de twee talen, Hollandsch en Fransch uit. Nu leest men aldaar in het nummer van 9 April 1813 het volgende

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 149