DE FRANSCHE TIJD. 139 Departement. Te Rotterdam bekleedde dezen post eerst de heer Caan, later van Zuijlen van Nievelt. Sous-préfet van Dordrecht was Reepelaer, van Leyden Gevers van Endegeest. Een bewijs van zijn doorzicht is zijn voortdurend over hoop liggen met de Marivault, de „commissaire-général de police” van het département, te Rotterdam gevestigd. De Marivault was daar belast met de politieke politie, het hoofd der in die dagen zoo gehate spionnendienst; zijn haat tegen alles wat Hollandsch was, zijn volkomen onbe kendheid met de taal deden hem overal vijanden zien en administratief opsluiten. En het blijkt, dat er onder het beheer van dezen „commissaire-général” zoovelen op gesloten werden, dat de „Intendant de l’lntérieur” voor Holland, de baron d’Alphonse, den 17 Januari 1811 aan de Prefektuur in den Haag moest schrijven om ifi de residentie van den „Commissaire-général” Rotterdam naar een lokaal om te zien „pour recevoir les individus que la Police fait arrêter afin de ne pas être confondus avec les criminels”. De Stassart beklaagt zich dan ook den 2en December 1812 over de Marivault in een schrijven aan den Minister van Binnenlandsche Zaken te Parijs, waarin hij beweert, dat Marivault zich geheel van zijn gezag losmaakt. De Stassart, die toen al sinds een paar jaar het Hollandsche karakter had leeren kennen, begreep waarschijnlijk, dat men ook daar te lande meer vliegen met honing dan met azijn vangt. En hij voorzag ver moedelijk reeds in die dagen, toen de gelukster van Napoléon tamelijk snel begon te dalen, dat er meer beleid dan hardheid noodig was om hier niet alles te bederven. In Februari van het volgende jaar 1813 zendt de Stassart een nieuwe klacht aan het Ministerie over zijn „commissaire-général de police”. Deze klacht is

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 152