152 DE FRANSCHE TIJD. beteekenis heeft misschien in die dagen niet weinig bij gedragen om de gemoederen op te hitsen, tenminste de Stassart vreest zulks en beklaagt er zich over in een schrijven aan de Montalivet. Den 24en Maart te voren, hadden de Fransche inwoners van Amsterdam het toch reeds veilig gevonden hun vrouwen naar Frankrijk terug te sturen; een bewijs dus, dat zij den toestand niet vertrouwden, doch juist hiermede bliezen ze het oproer moed in. Het oproer in die dagen betrof zoowel het platte land als de steden. Zelfs kwamen op een nacht een bende Scheveningers op den klaag aanzetten doch werden aan de barrière (in de tegenwoordige Zeestraat) door de Stassart met een compagnie soldaten afgewacht. Op het eerste vuur gingen de Scheveningers aan den haal en verder liep alles kalm af hier ter stede. In Leyden was de zaak ernstiger. De oproerlingen hadden daar de poorten van de stad gesloten, er gebruik van makende, dat de Sous-préfet Gevers van Endegeest buiten woonde. Den volgenden dag kwam de generaal comte Molitor met 2000 man voor de stad en eischtte deze op. Toen er een ontwijkend antwoord kwam, dreigde hij met beschieting, terwijl de Stassart aan den Maire Hel- dewier een bevestiging van deze bedreiging zond. De poorten werden nu spoedig geopend en de 2000 Franschen trokken Leiden binnen, doch hadden nog een bloedig gevecht te leveren om de zoogenaamde Burcht te nemen, waarin de oproermakers zich verschanst hadden. Overal waar deze oproeren hadden plaats gehad werden de aanstokers voor „commissions militaires” gedaagd en verscheidenen ter dood of tot vrijheidstraffen veroordeeld. De executie der ter dood veroordeelden te Rotterdam had op specialen last van de Stassart op klaar lichten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 165