I9°e eeuw.
9
’s-GRAVENHAGE GEDURENDE DE
Met de nieuwe eeuw brak een treurig tijdperk aan
voor onze stad, daar een aantal aanzienlijke vreemdelingen
en oud-Nederlandsche geslachten waren heengetrokken,
vele kleine vorstelijke familiën van Duitsche afkomst
waren ook verdwenen; wie van de patriciërs nog bleven,
werden door geldnood gedwongen hunne van familiewapens
beroofde heerenhuizingen te verruilen voor onaanzien
lijker woningen, terwijl die burgerpaleizen bleven ledig
staan of als staatsgebouwen werden in gebruik genomen.
Dit alles had veel te beduiden, want vóór de omwenteling
waren de pracht en de kostbare levenswijze der vreemde
gezanten vooral een bron van welvaart geweest.
In 1801 zag s-Gravenhage eene nieuwe staatsregeling
tot stand komen, geheel republikeinsch, twaalfhoofdig
doch vast en duurzaam, door geen Franschen invloed te
schokken. Zoo meende men. De eensgezindheid was in
deze staatsbewindsvergadering intusschen zoo groot dat
de burgers Ermerins en van Haersolte handgemeen werden
om den presidialen hamer, waarvan het gevolg was dat
ook hier gelijk elders meer was voorgekomen, een derde
er meè heen liep, want 17 October opende van Beveren
de vergadering als voorzitter. Reeds toen trad de bekwame
Schimmelpenninck op den voorgrond, uiteenzettende dat
een bewind van 12 personen niet zoo geschikt was als
een President met uitvoerende macht bekleed.
Er kwam echter een tijd van rust, die hoe kort hij
ook duurde toch ruim 200 millioen gulden aan gedwongen
opbrengsten kostte en een geweldige verwarring in ’s lands
financiën bracht. Eindelijk kwam R. J. Schimmelpenninck
als Raadpensionaris aan het hoofd, overeenkomstig of
liever op de wensch van Keizer Napoleon; den 15 Mei
1805 werd de nieuwe regeling, waarbij van republikeinsche
beginselen geen sprake meer was, onder klokgelui en
kanongebulder in de Koekamp officiëel bevestigd. Helaas,