i78 DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE ig£ EEUW. bij eede verbinden niets te zullen drukken of uit geven dat tegen den Vorst of de bestaande orde van zaken gericht was. Den titel van ieder werk moesten zij met den naam des schrijvers (als hun die bekend was) in een afzonderlijk register inschrijven en hiervan terstond' kennis geven aan den Prefect en den directeur- generaal van den boekhandel. Eene Keizerlijke censuur hield ’t oog op den inhoud. Hoe zaakkundig en menschkundig ’t bij die censoren soms toeging, kan wel ’t best hieruit blijken dat zelfs Bijbelplaatsen soms werden geschrapt als gevaarlijk voor de veiligheid van den Staat 1 Twee talen moesten gebezigd worden: het Fransch en het Nederlandsch, naast elkander gedrukt, althans wat de nieuwsberichten betreft. Bij decreet van 3 Augustus 1810 werd bepaald, dat er slechts een enkel politiek dagblad in elk der departe menten, buiten dat van de Seine, mocht bestaan. Zoo werd bv. „de ’s-Gravenhaagsche Courant” omgedoopt in Journal du département des Bouches de la Meuse (Mei 1811 Fransch en Nederlandsch. De prefecten van elk departe ment stelden de instructies vast, naar welke de uitgevers dier departementale bladen zich hadden te gedragen. Zij strekten zich uit tot de letter waarmeê en de soort van papier waarop de courant moest worden gedrukt (en dat papier nog van onderscheiden soort, naar den bestuurs- rang van degenen die ’t moesten ontvangen). De Secretaris generaal wees den redacteur aan wiens bezoldiging „ten overstaan van den prefect” met onderling goedvinden werd geregeld. De uitgever was verplicht kostelooze plaatsing van wat de Prefect hem zou gelieven toe te zenden. De staatkundige pers was derhalve aan banden gelegd, ook numeriek. De politieke organen werden „feuilles

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 191