182
DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE igE EEUW.
Republiek, op de klagten waarop Zijne Majesteit den Koning
van Groot-Brittannien den Oorlog aan de Fransche en aan den
Italiaansche Republieken verklaard heeft, en een Embargo op
hunne Schepen, alsmede op dien van de Bataafsche Republiek
heeft doen stellen”.
Van 1806 (bij H. C. Susan en Zoon, op de Gevoldegracht)
een courant met den volgenden ietwat wijdloopigen titel:
„(Verouderde Gevoelens uit te roeijen, is een zaak van groote
moeite en vol haatlijkheid). De Held der Reeden of leergierige
oud en nieuwsverteller. Waarin over het merkwaardigste van
waare Historiën en Gebeurtenissen, zo oude als nieuwe, ge
handeld werd, hetwelk alle Maandagen met een nummer
vervolgt, en om hetzelve voor de minvermogende verkrijgbaar
te maken, a 6 duiten zal uitgegeven worden bij enz.”
t) Het (oude i Dagblad dat met Jan. 1864 overging in handen
der toenmalige vennootschap Nieuw Dagblad, was eerst
nog in hetzelfde huis Torenstraat, daarna Oude Molstraat,
gevestigd, het laatste mede in de Torenstraat eenige huizen
verder dan het oude, totdat het naar het H. West-einde werd
verplaatst.
de courant enkel met den naam van F. Gosse. In 1815
kwam het bureau in de Torenstraat.
De aan P. F. Gosse opgelegde stads-recognitie bedroeg
in 1818 ƒ2000. Tot 1827 duurde die pacht. Toen ging
de courant weder aan de gemeente over, onder redactie
van den Rijks-archivaris Jhr. mr. J. C. De Jonge. In
1841 kwam zij in handen van de heeren J. W. Holtrop
en A. Belinfante, waarbij later de heer W. H. Van
Heijningen zich aansloot. Dat was, méén ik, in 1861,
toen de geduchte concurrentie van het Nieuw Dagblad
van s-Gravenhage begon en ook de verhouding tot de
gemeente veranderde.
Later ontmoeten wij hier elkaar wel weer.
Ik keer nu eerst terug tot de ontwikkelingsperiode
van de dagbladpers in ’t algemeen (inzonderheid wat
Den Haag betreft).