i88 publiek de Journal de ministerieel bij Justitie DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW. gevoelens, wier sympathieën misschien tegenovergesteld waren aan die van het Journal, gelegenheid zou hebben om te verkondigen wat het Journal voor anti-nationaal, voor holle, vreemde, persoonlijke theorieën hield, en tot prijs zijner geriefelijkheid hield het Journal de hand op om 25000 gulden te verdienen. Inderdaad, het was zeer stichtelijk en zeer zedelijk; het bewees evenzeer voor de kieschheid der Regeering die zoodanigen koop doet, als voor de belangloosheid van het blad, dat den koop aannam. De Regeering kocht zich van het vrije en onafhankelijke blad het recht om, zoo dikwerf het haar geliefde, hare leer in zijne kolommen te verdedigen, het verder aan het vrije en onafhankelijke blad overlatende, om morgen diezelfde leer te bestrijden en aantevallen die het gisteren beleden had.” Kort na het eerste optreden (op 31 Maart 1842) van Van Hall, die „vrijzinnig” heette in tegenstelling met zijn voorganger Van Maanen, was intusschen „om het overtuiging te schenken, dat inderdaad het la Haye noch een half-officieel, noch een dagblad was”, de heer Box als referendaris ontslagen en onderging het Journal eene wedergeboorte die het den schijn moest geven „van eene geheel particuliere onderneming met volle onafhankelijk heid”. Zoo gereconstitueerd verscheen het Journal 1 Juli 1842, met den naam van een „soidisant imprimeur” (de heer Leopold Loebenberg). „De plus heet ’t in L’appel on avait eu soin de faire choix a l’avance d’un Rédacteur-en-chef, E. Gagneux”, die een tijdlang (6 Febr./28 Sept ’44) een onbeduidend blaadje, onder den titel van Le Temps redigeerde, en van 1 October 1844/24 Juli 1846 een Fransch periodiek geschriftje uitgafUn de plus, later als bijblad van het Journal de la Haye verschenen, nadat Gagneux daar weêr geplaatst was.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 201