198
DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW.
die dagen, een staatkundig doel verband. De stoute poging,
op ’t eind van 1861 aangewend door een man, aan wiens
buitengewone journalistieke gaven en talenten, aan wiens
journalistieke flair niemand ooit heeft getwijfeld, om zelfs
onder den loodzwaren druk van het zegelrecht, de politieke
pers uit haar kwijnend bestaan te verheffen en het ideaal
eener goede, degelijke courant nabij te komen, had, ondanks
veler tegenkanting, zooveel succes gehad, dat de groote
organen zich wel genoodzaakt zagen in dat voetspoor
te treden. Voor de residentie meer in ’t bijzonder was
die noodzakelijkheid van een politiek tegenwicht van
liberale zijde onvermijdelijk geworden. Wat van conser
vatieve zijde door opoffering van veel kapitaal geschiedde,
en nog lang niet eens volledig kon geschieden moest
aan liberalen kant door verlichting van lasten worden
gecompenseerd. Dat was, als ik mij niet bedrieg, de
groote drijfveer voor Van Bosse's maatregel. Maar ik
mag niet vooruitloopen op den gang der Culturgeschichte
van de Pers en ik mag mij niet ook te veel laten afleiden
van het terrein dat mij ter bewerking is gegeven: dat
der Haagsche Pers. Evenwel, deze zijde der afschaffing van
de zegelbelasting is toch wel meer specifiek Haagsch.
Wij ontmoeten elkander later dus op dat punt en keeren
nu eerst terug naar de dagen die op ’48 volgden.
Onder de veranderde constitutioneele verhoudingen
na de Grondwetsherziening van ’48 die zoovele harts
tochten had doen ontvlammen, trad na een tijdvak van
beroering een periode van betrekkelijke kalmte en lauw
heid in. In het bewustzijn der politieke vrijheden die lang-
t) Wij hadden toen nog Whigs en Tories in Nederland;
van tallooze partij-groepen, veelkleurig als de regenboog, was
aan het politiek firmament nog weinig te bespeuren.