DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW. 199 zamerhand wortel schoten, maakten de vroegere ruwheid van toon, de scherpte en vinnigheid van de aanvallen, plaats voor een betrekkelijke kalmte en gematigdheid. Het pikante en aantrekkelijke leden daaronder tegelijkertijd. Waar men die nog zocht, moest men ze vinden in het geen toen de kleinere pers mocht genoemd worden. Merkwaardig: het politieke leven spiegelde zich in die dagen niet af zoozeer in de groote pers als wel in de kleinere organen. Vooral Den Haag kon, uit een jour- nalistisch-polemisch oogpunt, toen het best vergeleken worden bij een stilstaand water, dat slechts nu en dan werd gerimpeld door een onbeteekenende bries. Maar het politiek leven en van literair- of kunst- of weten schappelijk leven was daarbij hoegenaamd geen sprake moest men, zoo goed en zoo kwaad als ’t kon, zoeken in kleinere organen die, met een zeker staatkundig doel opgericht en staande gehouden, voor ’t overige den naam van couranten, in den eigenlijken zin des woords, nauwelijks verdienden. De courant was toen het middel: de politiek het doel. Zoo vinden wij van die dagen tusschen 1848 en 1861 (voor enkele nog een paar jaar later) nu meer bepaaldelijk in Den Haag, den staatkundigen strijd gevoerd in de eerste plaats in De Nederlander, het in een vroeger verband reeds genoemd orgaan van den eminenten Groen van Prinstererals strijdschrift natuurlijk uitnemend van het standpunt der in haar isolement toen nog kracht zoekende, eerwaardige anti-revolutionaire partij of groep. Voorts, van een meer conservatief standpunt, de s-Gravenhaagsche Nieuwsbode, die velerlei lotwisselingen onderging, een tijd lang onder de zeer bekwame redactie van den heer Boom, later redacteur van de Asser Courant, in de latere jaren vóór 1862 onder leiding van den heer Iz. J. Lion. Die couranten verschenen twee-, ten hoogste drie malen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 212