2OÓ
DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE 19E EEUW.
was voorafgegaan door zijne veelvuldige geschriften onder
eigen naam of onder bekende pseudoniemen en wiens
puntige pen door menigeen met ontzag werd beschouwd.
Afgescheiden van de politiek die met groote felheid
dikwijls in het Nieuw Dagblad werd verdedigd en die
haren invloed onmiskenbaar deed gevoelen op den toen
maals nog aaneengesloten phalanx der rechterzijde in
het Parlement, waren inhoud en inrichting van het Nieuw
Dagblad, uit zuiver journalistiek oogpunt, destijds een
gebeurtenis in Nederland. Voor zooveel de zware zegel-
belasting eenerzijds en de politieke lauwheid anderzijds,
van het Nederlandsch publiek, toelieten de vleugels breed
uit te slaan, werd, uit een technisch oogpunt, het 2V. D.
een model voor de andere bladen. Naar het Engelsch
bestond). Zooals ik zeide, had op ’t oogenblik dat deze regelen
geschreven werden, het rechtsgeding te dezer zake nog niet
alle instantiën doorloopen. Inmiddels werd het pleit beslecht
ten voordeele van het Dagblad. Merkwaardig is 't, hoe (naar
hetgeen men vindt opgeteekend in Van der Meulen’s „De
Courant” bl. 113) van Sept. 1848 tot Jan. 1851 een soortgelijke strijd
werd gevoerd tusschen de uitgevers der Haarlemsche Courant
en het stedelijk Bestuur van Haarlem. Volgens de toen gevallen
rechterlijke uitspraken moet het begrip van eigendom eener
courant synoniem geacht worden met het recht van uitgave. Zoo
is dat ook opgevat bij de overdracht in 1852 van de „Amster-
damsche Courant” door het gemeentebestuur van Amsterdam.
Om persoonlijke redenen, dewijl sympathie en dankbaar
heid jegens oude leermeesters en vrienden allicht partijdigheid
zouden kunnen doen onderstellen van een eigen oordeel, schrijf
ik hier het volgende af uit Van der Meulen’s „De Courant” (uitgave
Sijthoff): „Gedurende de jaren 1864 1873 had het Dagblad in den
persoon van Iz. J. Lion over een talent te beschikken als slechts
weinig couranten van Nederland kunnen aanwijzen. Als orgaan
der conservatieve richting bekleedde het de eerste plaats, die
het trouwens behouden heeft nadat de hoofdredactie in 1873
door het overlijden van Lion aan den heer J. D. Doorman, reeds
vroeger bekend als redacteur van het Nederlandsch Museum en
medewerker van het Utrechtsch Dagblad, werd opgedragen.