213 Belinfante vatte zijne taak op als waren zijne epheremiden bestemd tot langer levensduur. Dat hem, na het bijwonen eener vermoeiende zitting, te harer samenstelling slechts luttel tijds ten dienste stond, ligt in den aard der zaak. Dat verhinderde niet, dat telkenreis zijn overzicht” met feiten gestoffeerd, afgerond van vorm, om een middelpunt gegroepeerd, door eene leidende gedachte bezield, zijne woning verliet om ter perse cette gueule toujours béante te gaan. Hij wist, dat een zoo geduchte kunstrechter als de heer Lamping, hoofd redacteur van zijn blad, met koelen blik des verslaggevers DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW. mag zeggen, dat dit menigmaal is gebleken het geval te zijn. De redacteur van het N. D. ontveinsde zich volstrekt niet dat zijn „overzichten" niet op onpartijdigheid, allerminst op neutraliteit, konden bogen. Maar daarom stelde hij dan ook als onverbiddelijke eischeen trouw, zoo volledig mogelijk, volkomen eerlijk verslag van de ver gaderingen. En ook dit mag ik zeggen dat het Nieuw Dagblad, later ook geruimen tijd het Dagblad waarin het was opgegaan, een groote reputatie zich had ver worven door de onpartijdigheid, de uitvoerigheid en de nauwkeurigheid zijner verslagen, zoowel als door het pittige, grondige en petillante zijner „overzichten”. Het eerste vloeide eigenlijk van zelf voort uit het feit, dat niet minder dan drie personen voor het éene verslag werkzaam waren, terwijl zoowel het nieuwe van den vorm als het zeer aantrekkelijke van den stijl, aan het over zicht eene schier ongekende belangstelling verzekerden. Daarmee is toen wat men noemt „school gemaakt” langzamerhand werd het overzicht-stelsel algemeen vooral ook de schoone literarisch-politieke overzichten in de N. R. Ct. van den diep betreurden mr. George Belinfante leven in de historie van de Nederlandsche dagblad pers voort. Maar van lieverlede zijn de parlementaire overzichten deels een afschaduwing geworden van hetgeen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 226