2l8
DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW.
I
Uitgave A. W. Sijthoft', eerste gedeelte, bl. 114 volgg.
uitvoerig vermeld in Van der Meulen’s „De Courant” x)
Sedert is men, door veel loyaler en veel natuurlijker
middelen, gaandeweg vooruitgegaan. Eene gezonde, publici
teit, veelzijdig van vorm, van inhoud, van gehalte, heeft
zich van lieverlede gevormd, ook in Den Haag. Er is
een oorspronkelijkheid van gedachte in gekomen, jour
nalistieke flair, streven naar prettige behagelijkheid voor
den Nederlandschen, niet zoo bijster politiek nog ont
wikkelden, lezer, met gelukkige navolging, nu en dan,
van het aardige stelsel van reportage, door eigen practische
ervaring, en van den interview, beide tot voor kort uit-
heemsche planten, die in Engeland en Amerika zoo welig
tierden sinds lang. Nevens de groote organen, elk een
schakeering van de staatkundige partij-verhoudingen vrij
getrouw afspiegelend, heeft zich in den loop der jaren
na de fiscale vrijmaking, eene „kleine Pers” gevestigd,
van welke om van de zeer vluchtige verschijning van
het „Vliegend Blad voor ’s-Gravenhage en omstreken”,
1888— 1889, van de Vriend des Huizes en nog eenige vak-
of reclame-blaadjes niet te spreken één orgaan slechts een
kortstondig bestaan had: „De Haagsche Nieuwsbode voor
de dorpen (plattelands-gemeenteblad)” dat van 3 Augustus
1872 eerst 2 maal, later 3 maal Js weeks, verscheen en
in 1873 als „klein residentieblad” dagelijks uitkwam,
maar, nadat het zijne liberale in eene conservatieve kleur
veranderd had, in den loop van 1874 reeds overleed.
Staande hebben zich weten te houden, elk in een eigen
aardig afgebakenden lezerskring, die slechts hier en daar
samenvloeit (ik spreek nu van de dagelijks verschijnende
kleine couranten en laat het literair zeer verdienstelijk,
weekblad „De Hofstad” en het, van anti-revolutionair
standpunt goed geredigeerde blad De Hollander hier