DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW.
221
dunkt
maardie of die courant-’. Dat is geen fictie,
maar het is uit het leven gegrepen; en gij kunt dat
verschijnsel in alle kringen der maatschappij waarnemen.
„En de Nederlandsche dagbladschrijver? O, hij doet het
best, zijn aangezicht met een ondoordringbaar masker te
bedekken. Hij is bij ons niet meer dan de paria uit de
hindoesche maatschappij.
„Wat hebben de partijen in ons vaderland
ooit gedaan tot verspreiding harer beginselen, tot ver
dediging harer inzichten, tot verheffing van hare dagbladen
tot eene macht in den Staat? Niets, op eene zeldzame,
slechts van korten duur aangehouden uitzondering na.
„Organen van partijen in den Staat, als zoodanig,
waren er slechts twee in het land: de Nederlander, voor
de anti-revolutionaire, de Grondwet voor de constitutie
neele partij. Beiden zijn, het eerste onder de machteloosheid
van het beginsel, de tweede onder de lauwheid, het
egoïsme en de ondankbaarheid van de tnompheerende
partij te gronde gegaan”.
Wat het eerste betreft in de zooeven afgeschreven
zinsneden: de namen reeds van Standaard en Nederlander,
in de noot, speak volumes-, wat het laatste aangaat, kan,
mij, Het Vaderland worden beschouwd als de
h Groen van Prinsterer redigeerde dat blad; de heer De
Savornin Lohman leidt tegenwoordig een orgaan van de
rechtergroep der anti-revolutionairen onder denzelfden naam.
Ook wat den politieken invloed van sommige organen der
Pers betreft, en de daarin zuiver verpersoonlijkte partij-richting,
is er, sinds dezen klaagtoon van 1858, heel wat veranderd ten
onzent: men denke aan Standaard, Tijd, Nederlander, Nederl.
Dagblad, Centrum, Het Volk, enz. Men denke ook, wat den
invloed en de persoonlijke relatiën, wat de redacteuren betreft
aan Schaepman, Kuyper, Vermeulen, de Savornin Lohman,
Zaayer, Goeman Borgesius, Kerdijk (Sociaal Weekblad), Van
Gilse, Pyttersen, Troelstra, enz.