DE HAAGSCHE DAGBLADPERS IN DE I9E EEUW.
223
Rotterdam, Van Meurs en Stufkens 1879.
2) Beide geschriften: Leiden, P. Engels en zoon, leveranciers
van Z. K. H. Prins Alexander der Nederlanden, 1879.
-- schreef het weekblad de
Vaderland te benijden zijn
hare Redactie gelukt ware, den
fout van Het Vaderland. Al wat op deze zaak betrekking
heeft, is verzameld in eene brochure door „Een Oranje
klant” uitgegeven en een re- en dupliek zijn daarna
door den Prins geschreven in brochures, getiteld de eerste
„nadere toelichting van mijnen brief van den j^den Sep
tember 1879”, opgedragen aan den Heer Redacteur van
het nieuwsblad „Zozobra”, een woord aan de Spaansche
taal ontleend en „droefheid” beteekenend; de tweede:
„Een vermoedelijk slotwoord, door Alexander, Prins der
Nederlanden” 2). Van een eigen gemotiveerd oordeel
onthoud ik mij over deze dingen. Zij liggen in ’t verledene
en ik wil niet gaarne oude wonden openrijten. Maar
op ’t oordeel van twee organen uit dien tijd wensch ik
mij te beroepen, ter kenschetsing van de historische
beteekenis van het gebeurde, en omdat die organen
geestverwanten zijn van het Haagsche blad.
„Naar onze overtuiging
Amsterdammer zou het
geweest, indien het aan
Prins te bewegen zich in de Staats-Courant, in andere
bewoordingen, uittespreken. De achting des volks voor
den Prins zou er niet minder om zijn geweest en zelfs
de schijn van een gevaar, dat niet gering te achten is
voor ons vaderland, ware daardoor afgewend”.
En de Arnhemsche Courant„Wij hebben hier voor
zeker met een zeer exceptioneel geval te doen; het kan
zijn, dat ik mij bedrieg; maar mij komt het voor, dat
de Redactie van Het Vaderland een schoone gelegenheid
heeft ongebruikt gelaten om de Prins een grooten dienst
te doen”.