248
HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ.
man of vrouw, welke zullen verkiezen haarpoeder te
dragen, hetzij met rond of gekapt haar, paruiken, tourtjes
of wat iets meer is, zonder eenige exceptie, zullen daar
voor moeten vragen acte van consent”. Ook vreemdelingen,
langer dan eene maand hier te lande verblijf houdende,
konden zich deze weelde niet dan tegen behoorlijke be
taling veroorlooven „en zullen de kappers en paruikmakers
gehouden zijn de bekomen acte van consent aan zich te
doen vertoonen, en de logementhouders alwaar vreemde
lingen komen te logeeren dezelve van deze verplichting
te waarschuwen op poene van eene boete van tien guldens”.
Ook de zorg voor den inwendigen mensch was niet
vergeten. Hiermede hadden zich o.a. in broodbakkers
vrijwillig belast, daarin ter zijde gestaan door het voor
dien tijd vrij aanzienlijk aantal van 31 koek- en banket
bakkers. Den Haag was trouwens op dit laatste gebied
reeds toen op tweeërlei wijze vermaard, daar in de eerste
plaats reeds in een brief uit het begin der eeuw gesproken
wordt van de „coekjes van de bakker aan de Gevange-
poort” als bezittende eene zekere vermaardheid, waarmede
waarschijnlijk het z.g. Haagsch Ontbijt bedoeld wordt,
daar die zaak ook thans nog hiervoor bekend is en in
de tweede plaats door de uitvinding der Haagsche Hopjes,
die reeds op het eind der i8e eeuw in 1794 plaatshad.
In dat jaar woonde n.l. in het Voorhout een zekere baron
Hop, gezant van de Oostenrijksche Nederlanden, die een
groot liefhebber moet zijn geweest van koffie. In hetzelfde
huis was sedert 1770 een banketbakkerij gevestigd van
den heer van Haaren en deze vervaardigde nu op verzoek
van baron Hop in 1794 een soort bonbons, waarin de
smaak van koffie werd teruggevonden en die in den handel
gebracht werden onder den naam van „bonbons van
Baron Hop”, maar later als Haagsche Hopjes beroemd
zijn geworden en ook thans niet alleen naar verschillende