26 I HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ. Omstreeks denzelfden tijd als de korenmolen de Ooievaar was eene metaalgieterij en pletterij met stoom machine opgericht van de heeren L. J. Enthoven en E. B. L. Maritzin 1826 vroegen zij tegemoetkoming uit het fonds ter aanmoediging der nationale nijverheid en daar de inlichtingen aangaande de fabriek zeer gunstig waren en zij reeds groote bestellingen, ook van het Rijk, had ontvangen, die al meer dan i1 2 millioen gulden bedroegen, zoo werd in 1827 f 100.000 uit dit fonds toegestaan. De fabriek was op kleine schaal begonnen en uit den onregelmatigen bouw der onderdeden blijkt nog dat zij zich geleidelijk heeft uitgebreid, totdat zij eindelijk haar tegenwoordigen omvang bereikte waarin zij de trots van ’s-Gravenhage op dit gebied uitmaakt en in het gansche land en ook daarbuiten met eere bekend is. In het midden der eeuw werd er reeds door omstreeks 200 arbeiders gewerkt. Naast haar was in de eerste helft der eeuw eveneens op kleine schaal, een kachelfabriek van Sterkman opgericht, die zich ook spoedig krachtig uitbreidde, zoodat ze in 1850 aan 50 werk lieden brood verschafte. Zoo begon reeds tegen het midden der XlXe eeuw de metaalindustrie eene belangrijke plaats in te nemen, terwijl naast de groote fabrieken ook ver schillende kleine opkwamen, als die van Ijzerman, v. Wijk, le Rutte, Hotz, Maritz e.a. Behalve deze fabrieken bestond hier van ouds de geschutgieterij, die van 1770 1871 door verschillende leden van de familie Maritz werd bestuurd. In 1871 kwam zij onder rechtstreeksch beheer van het ministerie van Oorlog. Wij zagen dat de fabriek van Enthoven reeds in de eerste helft der eeuw met een stoommachine werkte. Langzamerhand begonnen dus de oude primitieve toe standen plaats te maken voor die, welke het gevolg van nieuwe denkbeelden en uitvindingen waren en waardoor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 274