283 HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ. heid met eere vertegenwoordigd en werden meermalen Haagsche inzenders bekroond. Een der belangrijkste factoren voor den bloei der Nijverheid is de zorg voor goed onderwijs voor den aanstaanden werkman, en ook op dit gebied is in de tweede helft der etuw veel gedaan. Was vóór dien tijd het onderwijs uitsluitend practisch, zooals de leerlingen dat bij hun baas genoten, in 1854 werd vooral weer door toedoen van de Vereeniging tot bev. van fabrieks- en handwerksnijverheid en gesteund door den Koning, eene Industrie- en Handwerkschool opgericht op de Voldersgracht. Het onderwijs op deze school schijnt echter zuiver theoretisch te zijn geweest en, gelijk het gewoonlijk met dergelijke inrichtingen gaat, zoo vond ook deze weinig medewerking van de zijde der werkbazen, zoo min als van die der ouders, die weinig doordrongen waren (en zijn) van de noodzakelijkheid eener theoretische opleiding. De school, die op Jt laatst omstreeks 20 leer lingen telde, werd dan ook in 1859 opgeheven. In het zelfde jaar was de nieuwe Academie van beeldende kunsten en technische wetenschappen gesticht, in de plaats der oude Teekenacademie. De Haagsche afdeeling van de meer genoemde vereeniging, die de Industrie school met subsidie van de gemeente tot hiertoe in stand had gehouden, stelde nu 20 jongelieden in staat in de tweede afdeeling dezer Academie onderwijs in de technische wetenschappen te ontvangen. In 1865 hield dit onderwijs op, daar de gemeente had besloten tot oprichting eener burger dag- en avondschool, die in 1866 ook tot stand kwam maar even weinig succes had, volgens sommigen omdat het onderwijs in ééne richting werd gestuurd, die het minder geschikt deed voorkomen voor a.s. handwerkslieden. Slechts weinige leerlingen gingen, na de school te hebben bezocht, in een ambacht.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 296