288
HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ.
namelijk daarin van de vroegere gilden, dat er zeer veel
aan sociale politiek, doch vaak maar bitter weinig aan
de belangen van het vak gedaan wordt. In zeker opzicht
kunnen bij deze verschillende vereenigingen ook de Kamers
van Arbeid genoemd worden, die hier ter stede bij Kon.
Besluit van 14 April 1898 werden opgericht en wel:
een voor de bouw- en aanverwante bedrijven, een voor
de confectiebedrijven, een voor de voedings- en genot
middelen en een voor de drukkersbedrijven. Het doel
dezer Kamers, die elk uit 5 patroons en 5 werklieden
bestaan, is hoofdzakelijk de goede verhouding tusschen
patroons en werklieden te bevorderen en eventueele
geschillen te beslechten.
Bepaalde zich in 1850 de handel nog bijna uitsluitend
tot kleinhandel, ook hierin begint reeds langzamerhand
verandering te komen, vooral daar de bezwaren, die aan
de ongunstige ligging van den Haag, dat niet door groote
schepen is te bereiken, verbonden zijn, grootendeels door
de spoorwegen zijn opgeheven. In 1870 toch werd den
Haag eindelijk, nadat het geduld der bewoners jaren lang
op de proef was gesteld, door den Rijnspoorweg met
Gouda verbonden en aldus aan het Europeesche spoor
wegnet aangesloten. In den loop van de tweede helft
der eeuw nu ontstond er meermalen strijd over de vraag
of den Haag bestemd is om uitsluitend te blijven eene
stad van weelde of dat er ook plaats is voor handel en
nijverheid en de Haagsche handelaars, evenals hun orgaan,
de Kamer van Koophandel, die natuurlijk van het laatste
gevoelen waren, beklaagden zich er meermalen over dat
hunne belangen niet voldoende door het Gemeentebestuur
werden behartigd. Zoo werd herhaaldelijk aangedrongen
op een ruime havenkom als ligplaats voor de schepen,
de verbetering van verschillende bruggen, vooral de
Wagenbrug, die het vervoer te water belemmeren, de