HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ.
291
we willen zelfs niet trachten ook maar de voornaamste
te noemen, maar een der oudste en meest bekende
mogen we niet onvermeld laten, daar het juist eene eigen
aardigheid van eene stad als de residentie is en, hoewel
buiten het eigenlijk centrum van den Haag gelegen,
reeds gedurende een halve eeuw tal van bezoekers tot
zich lokt. Wij bedoelen de Koninklijke Bazar, omstreeks
1848 door den heer Boer, die eerst een bescheiden
magazijn op het Plein bezat, in de Zeestraat gevestigd,
welke zich zelfs in den steun en de belangstelling van
Willem II, mocht verheugen, en reeds spoedig eene groote
vermaardheid genoot als een soort van toovertuin, waar
allerlei verrassingen den bezoeker wachtten, terwijl vooral
de Chineesche en Japansche artikelen, die destijds nog
eene nieuwigheid waren, eene groote aantrekkingskracht
uitoefenden. Behalve porcelein, glaswerk, meubelen, lampen
en dergelijke voorwerpen, trof men er ook schilderijen
en oudheden aan, zoodat de bazar het karakter droeg van
een museum waaraan geen vreemdeling, die eenige dagen
in den Haag vertoefde, naliet een bezoek te brengen.
Gelijk we weten, is dit slechts een der vele groote
en fraaie magazijnen, die den trots van den Haag uit
maken, want we treffen er op alle gebied aan en met
grooten ijver legt men er zich vooral in de laatste tien
jaren op toe, door het verbeteren en verfraaien der
winkelhuizen en door in het oog vallende étalages, de
aandacht te trekken en koopers te lokken, zoodat we
bijna geen winkelstraat kunnen doorkomen of men is er
bezig met öf de enkele woonhuizen, die er nog zijn, in
winkelhuizen te herscheppen öf reeds bestaande winkels
te verbouwen en „naar de nieuwste eischen des tijds”
in te richten. Of echter de resultaten altijd in over
eenstemming zijn met de gemaakte kosten, mag dikwijls
betwijfeld worden, daar de koopkracht van het publiek