298 HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ. gekaakt en als pekelharing in den handel gebracht werd was alleen mogelijk voor kielschepen, daar alleen op deze de haring gekaakt mocht worden, en aangezien deze schepen de Scheveningsche kust niet konden naderen, moest men zich hier bepalen tot de z.g. kustvisscherij, die met platboomde vaartuigen, bomschuiten of pinken genoemd, werd uitgeoefend. Twee verschillende vissche- rijen behoorden hiertoe: vooreerst die naar haring, die gelijk thans nog, na de vangst met zout werd bestrooid, naar welke bewerking zij steurharing genoemd werd, en die na aankomst tot bokking werd gerookt en in de tweede plaats die naar versche visch, die meestal met netten, maar ook met hoekwant, d.i. aan lange lijnen bevestigde hoeken, werd uitgeoefend. Deze laatste had echter niet veel te beteekenen, vooral ten gevolge van het gebrek aan snelle vervoermiddelen. Zeilden er in 1751 alleen uit Scheveningen nog 120 pinken uit, gedurende de tweede helft der i8e eeuw ging de kustvisscherij sterk achteruit, vooral daar in naburige landen de rechten op visch zoo hoog waren, alsook tengevolge van het verbod van kaken, zoodat op het laatst der eeuw deze visscherij, evenals dit reeds lang, met de groote visscherij het geval was, door premiën van 200 voor elke bomschuit, die ter steurharingvangst uitzeilde, moest worden gaande gehouden Bracht de omwenteling overal elders vrijheid, niet alzoo aan de visscherij en in 1798 werden de visscherij- wetten uitdrukkelijk in hare volle kracht gehandhaafd. Daarbij kwamen de tijdsomstandigheden en de oorlog met Engeland, waarin wij als bondgenooten van Frankrijk betrokken waren, zoodat de visscherij zoogoed als geheel onmogelijk werd gemaakt. In 1798 b.v. hadden de Engelschen 28 visscherspinken buit gemaakt. Niet zelden werden visschersschepen en matrozen in Js lands dienst

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 311