HANDEL EN NIJVERHEID VAN DEN HAAG, ENZ.
301
verandering, eerst eenigen tijd moest duren vóór dat
werkelijk vooruitgang merkbaar was. Zoo begon eerst
na 1866 het kaken op bomschuiten meer algemeen te
worden. Het bleek nu dat het middel tot opbeuring
gelegen was in overvloedige vangst en niet in het kunst
matig ophouden der prijzen. Daartoe waren dus noodig
technische verbeteringen in de visscherij. Zoo werd het
net van hennepgaren vervangen door het katoenen net,
dat veel lichter was, zoodat nu veel meer netten dan
vroeger tot één vleet konden worden vereenigd en men
dus met één haal meer haring kon vangen dan voorheen.
De eer van de eerste katoenen netten, die onder de
oude reglementeering verboden waren, op de Neder-
landsche haringschepen te hebben ingevoerd, komt toe
aan een bij uitstek ondernemend Scheveningsch reeder,
den heer A. E. Maas. Deze netten hadden echter het
nadeel dat ze minder sterk waren en eerst na eenige
jaren slaagde de heer Maas erin ze zoo te tanen dat ze
aan geen te groote slijtage meer onderhevig waren,
zoodat het tot 1865 duurde, eer het gebruik van katoenen
netten algemeen begon te worden. De lichtere netten
deden echter de behoefte aan lichtere vaartuigen ontstaan,
daar de netten als ’t ware tot anker dienden wanneer
de vleet overboord was. Het was nu wederom de heer
Maas, die het eerst in 1866 naar Fransch model een
logger liet bouwen, die al spoedig bleek veel doelmatiger
te zijn dan de vaartuigen, die men tot nog toe had
gebezigd, zoodat zijn voorbeeld zooveel navolging vond, dat
men reeds 10 jaar later 92 dergelijke vaartuigen in de
vaart had. Er deed zich nu echter een groot bezwaar
voor. Had men reeds lang geleden de wenschelijkheid
betoogd van den aanleg eener haven, daar de bommen,
wanneer zij na elke reis op het strand werden gezet,
veel meer sleten dan wanneer ze in eene haven konden