349 HET NATIONAAL TOONEEL, ENZ. Fransche Muze gewijd, zoodat Bilderdijk zich geheel van het tooneel zou hebben afgewend, indien de Koning zich daartoe niet aangetrokken gevoelde. Hij beweert verder door de uitgave van zijn Floris V van zijn belangstelling voor het tooneel te hebben doen blijken en dat weldra nog twee boekdeelen zullen verschijnen die drie treurspelen bevatten, waarvan een van zijn vrouw, benevens een verhandeling over het treurspel en het tooneel in Griekenland, in de middeneeuwen en over het théatre francais. De Amsterdamsche schouwburg had een plaatselijk en philantropisch karakter en strekte tot onderhoud van het weeshuis en het oudemannenhuis. De regenten dezer gestichten waren tevens de directeuren van den schouw burg, totdat later een afzonderlijk directeur door de stad werd aangesteld. Bilderdijk heeft volkomen gelijk wanneer hij beweert dat een dergelijke toestand alleen hier te lande bestaat en dat een verkeerd denkbeeld is de kunst aan de liefdadigheid dienstbaar te maken. Deze directeur, die een bekwaam man was werd later door stedelijke commissarissen vervangen, welke van de kunst geen kennis hadden. De acteurs voerden onbeperkt heerschappij en kozen de stukken volgens hun eigen phantasie. De tooneelwerken werden willekeurig verminkt en somtijds in dien gehavenden vorm weder herdrukt. De bekwame schrijvers trokken zich terug en het be schaafd publiek bleef achterwege. Men moest zich aan veranderingen blootstellen en zijn droit d’auteur prijs geven om gespeeld te worden. De oorzaken van het verval waren volgens het oordeel van B., behalve in den Duitschen wansmaak, gelegen in de onbekwaamheid der acteurs, en hunne onbekend heid met het Fransche tooneel. benevens in het gemis aan ondersteuning van hen, die hunne gaven aan de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 366