35i
HET NATIONAAL TOONEEL, ENZ.
alle stukken, die zij wenschten op te voeren, vooraf ter be-
oordeeling van den Minister van Justitie en Politie te zenden.
Genoemde Minister zal moeten zorgdragen dat in die
stukken niets voorkomt wat strijdig is met de goede zeden,
de godsdienstige gevoelens kan kwetsen, of beleedigend
is voor het staatsgezag! Dat decreet werd later ingetrokken
en vervangen door het bekende artikel 108 2de lid der
Gemeentewet, waarin men leestHij (de burgemeester)
waakt tegen het doen van met de openbare orde of
zedelijkheid strijdende vertooningen. Het is waar dat hier
aan den Burgemeester een groote macht wordt gegeven,
maar die bevoegdheid aan den Gemeenteraad of het
College van B. en W. op te dragen, zou in de practijk
tot groote bezwaren aanleiding geven. Het is noodig dat
één persoon aansprakelijk blijve en die kan in dit geval
niemand anders zijn dan het hoofd der gemeente, dat
met de handhaving der politie is belast. In den regel
wordt van die bevoegdheid geen misbruik gemaakt. In
een onzer groote steden is het voorgekomen, dat de
opvoering van Goethes Faust wegens de onzedelijke
strekking werd verboden en geschiedde hetzelfde met
Vondel’s Lucifer omdat het treurspel in den hemel
speelt. Zoo verhaalt van Lennep een vertooning van den
Gijsbrecht te hebben bijgewoond, waarin de woorden
„kerk” en „christendom” e.z.v. door anderen moesten
vervangen worden, hetgeen in genoemd treurspel ettelijke
keeren het geval is. Maar dit zijn uitzonderingen, die
hoogst zeldzaam voorkomen. Eenig toezicht blijft noodig
en wenschelijk. Het gaat niet aan de zaak aan het oordeel
van het publiek over te laten. De openbare rust en orde
zijn meer gemoeid met een openbare voorstelling voor
een talrijke menigte, dan met de vrije uiting der gedachte
door middel der drukpers, die zich in een courant of
geschrift tot de personen individueel richt.