355
meer algemeenen aard,
eigenlijk onderwerp, het
HET NATIONAAL TOONEEL, ENZ.
met minder Kosten, beter zou bereikt worden dan thans
door den kunstmatigen aankweek geschiedt.
Na deze beschouwingen van
nemen wij de vrijheid tot ons
tooneel in de residentie, terug te keeren.
Wij vinden melding gemaakt, dat reeds op 3 Maart
1611 het Hof van Holland consent had gegeven aan
„seeckere Nederlandsche Comedianten”, om in den Haag
veertien dagen te mogen spelen, doch eerst in 1660
verhemen wij van een vast gezelschap van Hollandsche
tooneelisten onder Jan Baptist van Fornenburg, dat onder
scheidene treur- en blijspelen opvoerde op den Dennenweg,
mits betalende 200 a 400 gulden en 2 stuivers van
iedere genomen plaats. In het jaar 1690 of omstreeks
dien tijd vinden wij Jacob van Rijndorp als directeur
genoemd. Hij schijnt door J. van Hoven in 1722 te zijn
opgevolgd.
In 1673 kwam de bekenden Marten Corver in den
Haag en stichtte aldaar een schouwburg in de Assendelft-
straat en genoot van den stadhouder een jaarlijksche
toelage van 3000. Het gezelschap trad, buiten den
Haag, ook op in Rotterdam en Leiden. Onder zijn leiding
beleefde het nationaal tooneel een tijdvak van bloei.
Eenige meerdere bizonderheden betreffende het leven
van dezen merkwaardigen man mogen hier volgen. Hij
was in 1727 te Amsterdam geboren en een leerling van
den bekenden Jan Punt, eveneens een acteur van groot
talent. Hij oefende zich in het Fransch en begaf zich
naar Parijs, waar hij met den beroemden acteur Lekain
bevriend werd en bleef bij zijn terugkeer een tijdlang
aan den Amsterdamschen schouwburg verbonden. Hij
richtte een gezelschap op en vertrok daarmede naar den
Haag, waar hij, zooals wij reeds vermeld hebben, in de
Assendelftstraat een nieuwen schouwburg stichtte. In