368
HET NATIONAAL TOONEEL, ENZ.
gebied, waar hij van Rossini als tooneelschrijver gewaagde
en dergelijke onjuistheden, die het prestige van een
schrijver voor goed bedierven.
In 1830 greep er een gewichtige verandering plaats,
in zooverre het hotel Weilburg op 27 Juli met wat
daartoe behoorde aan de Gemeente werd overgedragen
door het Amortisatie-Syndicaat, dat de domeinen van
den Staat beheerde, onder verplichting het gebouw voor
den nog loopenden tijd als schouwburg te bestemmen.
Deze overdracht zou echter eerst van kracht zijn, wanneer
de door het Staatsbewind in 1802 verleende concessie
op de Gemeente was overgegaan, hetgeen bij acte van
29 Juli geschiedde. Bij acte van 13 April 1841 werd
alles in eigendom overgedragen aan Z. M. Willem II.
De Haagsche schouwburg werd toen tot den rang van
een hofschouwburg verheven. De Fransche opera was
in dit tijdvak een der beste kunstinstellingen van Europa.
Het nationaal tooneel, dat zijn zelfstandige directie be
hield, werd eveneens door den Koning gesubsidieerd.
Overigens valt er over dit tijdvak niets bizonders te
vermelden.
Op 30 Mei 1853 werd de schouwburg voor de tweede
maal op de Gemeente overgedragen, die dus, tijdens
zijn bestaan, meermalen van eigenaar verwisseld is. Op
dien datum was er op de oorspronkelijke negotiatie nog
een bedrag van 106,700 verschuldigd, zoodat er be
trekkelijk nog weinig was afgedaan. Op 1 April 1897 werden
de laatste 18 aandeelen a f 100 afgelost. In datzelfde
jaar 1853 brak er ook verdeeldheid uit in de Haagsche
tooneelwereld. De heer A. Peters, een onzer talentvolste
en populaire acteurs van den tateren tijd, die gedurende
zeven jaren directeur van den Haagschen schouwburg
was geweest, had, met het oog op den onzekeren toestand,
bij het einde van het seizoen, zijn gezelschap tusschentijds