371 en de vereeniging HET NATIONAAL TOONEEL, ENZ. de onzen overtreffen, waardoor zij na hun terugkeer, zich onbevredigd toonen met hetgeen hun hier wordt aangeboden. Een schouwburgdirecteur moet bovendien een artistiek ontwikkeld man zijn en de directie mag nooit in een familieregeering ontaarden, omdat persoon lijke overwegingen dan den doorslag geven, wat niet in het belang der kunst is. Dit laatste was rechtstreeks tot den vroegeren directeur, den heer J. C. Valois zijn gezin gericht. In 1875 werd aan de vereeniging „het Nederlandsch tooneel” de concessie verleend, die tot heden onzen schouwburg bespeelt. Het kan niet worden ontkend, dat het optreden dezer nieuwe vereeniging, vooral in den aanvang, eene omkeering en daarmede eene verandering ten goede in onze tooneelwereld heeft teweeg gebracht. Er onstond meer belangstelling, de voorstellingen werden talrijker bezocht, het beschaafde publiek begon zich weder te vertoonen. Zij verkreeg met de Haagsche concessie gelijktijdig de Amsterdamsche, hoewel dit eer als een nadeel dan als een voordeel moest worden beschouwd, daar niet alleen de omvang en inrichting der schouwburgen, maar ook de kunstsmaak van het publiek in de beide plaatsen aanmerkelijk verschillen. Wat den Hagenaars bevalt, mishaagt gewoonlijk den Amsterdammers en omgekeerd, zoodat iedere stad, als het ware, haar eigen répertoire had. Het Haagsch publiek, dat grootendeels uit geabon- neerden bestaat, verlangt telkens nieuwe vertooningen, terwijl alleen door een herhaalde opvoering van het zelfde stuk het noodige ensemble, dat het eigenlijk artistiek element vertegenwoordigt, kan verkregen worden. Door het voortdurend heen en weer trekken, worden de artiesten bovendien noodeloos afgemat, hetgeen niet in ’t belang der kunst is.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 392