374 in een reizend tooneelgezelschap ontaardde, dat in dit opzicht de andere nog overtrof. De Vereeniging heeft dan ook reeds lang opgehouden een kunstinstelling te zijn. Het behoeft geen betoog dat onder deze omstandigheden van een doelmatige rolbezetting en van een rustige voor bereiding geen sprake kan zijn, waarvan dan ook menige slordige opvoering de sporen vertoont, daar de repetition niet geregeld kunnen worden bijgewoond. De tegenwoor dige toestand is onhoudbaar geworden. Het streven moet daarop gericht zijn voor den Haag een eigen gezelschap te verkrijgen, waarop de residentie ten volle mag aanspraak maken. Intusschen verlangde het gebouw zelf, waaraan sinds de dagen der stichting weinig was te kosten gelegd, dringend voorziening. Het voldeed niet meer aan de eischen van den nieuweren tijd en stond buiten eenig verband met de groote uitbreiding der stad. In 1863 was door eenige industrieëlen een adres tot den Gemeenteraad gericht, waarin zij zich bereid verklaarden een nieuwen schouwburg te stichten, hetzij op het Buitenhof, of aan den ingang van het Lange Voorhout tegenover den Kneuterdijk. De schouwburg zou gebouwd worden naar het model van het comediegebouw te Karlsruhe, voor enkele jaren nieuw opgericht, dat 2000 zitplaatsen bevatte en aan alle eischen beantwoordde. De rente en aflossing van het benoodigd kapitaal zouden door de stad worden gewaarborgd, die, na verloop van tijd, eigenares zou worden. Dit voorstel werd verworpen, zoowel wegens de financieele bezwaren, als wegens de ongeschikte keuze van het terrein. De gemeenteraad besloot de handen zelf aan het werk te slaan en benoemde een commissie met een aanvankelijk crediet van 10.000 voor het aanbrengen van eenige verbeteringen. Deze commissie, die haar taak ruim opvatte, diende een plan HET NATIONAAL TOONEEL, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 395