384 EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
voeringen gaf is slechts te gissen. Niets bepaalds vond
ik daaromtrent medegedeeld. Maar de volgende advertentie
in de Haagsche Courant van 3 Januari 1803 mag tot de
niet al te gewaagde veronderstelling leiden dat het geweest
is in de maand Mei van 1803. De bedoelde advertentie
luidt
3 Januari. „Men verlangt tegen a.s. Maand Mey te Enga-
geeren eene bekwame Orchester Meester, in staat zoo
Fransche als Hollandsche Partitien te kunnen conduiseeren,
en Rollen te kunnen leerenals ook twee Eerste vioolen,
bekwaam om aan het hoofd in een orchester te kunnen
assisteeren. Als ook eene bekwame Violoncello-Speelder,
en Altviool. Degeene daartoe Inclineeren, worden verzogt
zich te willen adresseeren in den loop van deeze Maand,
bij den Eigenaar van den Franschen Schouwburg alhier
in den Haag, hetzij in Persoon of per Missiven, mids
dezelve Franco”.
Intusschen waren eenige belangstellende heeren in
1802 reeds bezig geweest om de beschikking te ver
krijgen over een ander gebouw huns inziens beter ge
schikt voor een Haagsche comedie dan het gebouwtje in
de Casuariestraat. Den 1 Maart 1802 kwam bij het
Staatsbestuur een request in van P. van Herzeelen, c.s.
in den Haag, houdende verzoek om het gebouw „het nieuwe
Hotel van Weilburg, ter oprichting van een Schouwburg
op convenabele conditiën”. Wel verzette zich M. P. Meisner
tegen de inwilliging van dit verzoek, op grond van „zijn
privilege om de Fransche comedie in de Casuariestraat te
mogen laten spelen”, maar op zijn request werd ongunstig
beschikt, en bij besluit van 26 Maart 1802 werd aan P. van
Herzeelen c.a. voor 99 jaren het paleis van Nassau-Weil
burg ons tegenwoordig comediegebouw afgestaan
onder beding dat er wekelijks Fransche en Hollandsche
voorstellingen zouden worden gegeven. Eene leening van