EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
391
levendig wat een voeten het in de aarde had om van
dameszangeressen gedaan te krijgen mede te werken bij
de uitvoering van werken voor Gemengd Koor en Orkest,
o.a. nog bij de uitvoering van Nicolai’s feestcantate in
1869 bij gelegenheid van de onthulling van het Nationaal
Blussé en van Braam te Dordrecht een niet minder kras gesteld
brochuretje uit, getiteld„Iets over de ontheiliging enz.” met het
motto: „Ziet daar buiten schreeuwen de snoevers. Jesaja 33 7,”
en waarvan het slot aldus luidt: „De Hemelsche Vader schenke
dezen man, die zoo veel belang schijnt te stellen in de St. Jacobs-
kerk te ’s-Gravenhage, verlichte oogen des verstands, opdat
hij wezenlijk nut stichte op deze wereld, en door liefde schittere
onder de leden dier eenige algemeene Christelijke Kerk, waarvan
Christus het hoofd is; maar hij verhittere dan ook het onschuldige
genoegen van anderen niet, en late aan onze getrouwe Herders
en Leeraars over om de kudde te weiden naar het voorschrift
van hunnen Herder.”
Aan beide zijden ging men ongetwijfeld te ver. Maar Da Costa
had in den grond gelijkKerken zijn geen Concertzalen. En
het moet menig geloovig man een ergernis zijn geweest dat
in een Kerk muziekstukken werden uitgevoerd als in de
Nieuwe Kerk op 28 Maart 1832, toen het „Corps muzykanten
der Schutterij” een concert gaf ten voordeele van de nagelaten
betrekkingen van uitgetrokken Schutters. Daarop werden o.a.
uitgevoerd een Polonaise voor klephoorn van Küffner, een
Introduction en Polonaise voor viool van Kalliwoda, een
Siciliano en Rondo voor klarinet van J. Muller, en een
bas-aria en trio uit La Dame Blanche. Moet het niet stuitend
voor zoo iemand zijn geweest dat in zijn kerk ten gehoore
werd gebracht: een „Pittoresk Orgelstuk, voorstellende de
Verrijzenis des zaligmakers; waarin gehoord wordt: de stilte
des grafs, het langzaam verdwijnen der Morgenschemering, de
aardbeving, het nederdalen van den Engel, welke den steen
van het graf wentelt, de opstanding van Jezus uit het graf,
de verschrikking en vlugt der Romeinsche wachten, en het
triomfgezang der Engelen”, of wel een stuk als de Slag van
Waterloo, „waarin het krijgsmuziek ver af en naderbij, het
kanon en musketvuur, het gekerm der Gekwetsten, en het
Trompetgeschal der overwinning gehoord wordt”?